Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/25387/GA, 11 augustus 2023, beroep
Uitspraakdatum:11-08-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          22/25387/GA

    

           

Betreft [klager]

Datum 11 augustus 2023

 

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing van 25 oktober 2021 om hem te degraderen naar het basisprogramma.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard heeft op 17 januari 2022 het beklag ongegrond verklaard (G-2021-670). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. H.M.W. Daamen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Sittard (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De beklagcommissie is ten onrechte uitgegaan van de juistheid van de uitslag van de urinecontrole. In het dossier bevindt zich alleen de uitslag van het laboratoriumonderzoek. Daarmee kan de veiligstelling, de verwerking in de PI, de verzending en het onderzoek in het laboratorium niet worden getoetst. Bovendien is klager bij de uitslag niet gewezen op zijn recht op een herhalingsonderzoek. Dat is in strijd met artikel 5, tweede lid, van de Regeling Urinecontrole penitentiaire inrichtingen (hierna: de Regeling). Als klager duidelijk was gemaakt dat de urinecontrole mogelijk zou leiden tot degradatie, dan had hij om het herhalingsonderzoek gevraagd. Hij heeft het gebruik van de benzodiazepinen immers direct ontkend. De degradatie viel vlak voor de einddatum van klagers detentie. De degradatie had daardoor forse gevolgen voor klagers detentiefasering.

Klager verzoekt om het beroep mondeling te mogen toelichten en om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

 

Standpunt van de directeur

De directeur heeft niet op het beroep gereageerd.

 

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Klager is gedegradeerd vanwege een urinecontrole waarbij hij positief scoorde op benzodiazepinen. De directeur heeft dit in de beslissing gekwalificeerd als ‘ongewenst gedrag’, maar ter zitting van de beklagcommissie aangegeven dat ‘ontoelaatbaar gedrag’ is bedoeld. Een ontoelaatbare gedraging kan leiden tot directe degradatie, ook – zoals in dit geval – zonder dat daarvoor een disciplinaire straf is opgelegd (vanwege een calamiteit in de inrichting). Net als bij de oplegging van een disciplinaire straf, is dan wel vereist dat bij de urinecontrole (die daaraan ten grondslag is gelegd) is voldaan aan de eisen van de Regeling.

Klager heeft in dat kader zowel in beklag als in beroep te kennen gegeven dat hij niet is gewezen op zijn recht op een herhalingsonderzoek, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Regeling. In artikel 5, tweede lid, van de Regeling is bepaald dat een gedetineerde daarop moet worden gewezen. De directeur heeft in beklag niet op dit punt gereageerd en in beroep in het geheel niet gereageerd. Het staat in elk geval niet op schrift dat klager op zijn recht op een herhalingsonderzoek is gewezen (vergelijk RSJ 29 april 2016, 15/4197/TA). Bij deze stand van zaken is het naar het oordeel van de beroepscommissie niet aannemelijk dat klager op zijn recht op een herhalingsonderzoek is gewezen.

Het voorgaande is zeker in klagers geval van belang, omdat de degradatie volgens hem zeer ongunstig was in verband met zijn – eventuele – aanstaande detentiefasering, terwijl de overschrijding van de maximaal toegestane hoeveelheid van het middel in de urine relatief klein was (237 ug/l, waar tot 200 ug/l sprake is van een negatieve uitslag). Wat daarvan ook zij, het feit dat klager niet is gewezen op het herhalingsonderzoek, is zonder meer voldoende om het beroep gegrond te verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie te vernietigen en het beklag alsnog gegrond te verklaren.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €45,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €45,-.

 

 

Deze uitspraak is op 11 augustus 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.B Oreel, voorzitter, mr. E. Dinjens en mr. R. Raat, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven