Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/26012/GA, 17 april 2023, beroep
Uitspraakdatum:17-04-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          22/26012/GA    

          

Betreft [klager]

Datum 17 april 2023

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing van de directeur om hem te degraderen naar het basisprogramma.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn heeft op 14 februari 2022 het beklag ongegrond verklaard (AR-2021-968). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. A.B.M. Nohl, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Alphen (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De directeur heeft de beslissing niet afdoende gemotiveerd. Daarnaast is de mate waarin inbreuk is gemaakt op de orde en de veiligheid in de inrichting gering en daarom niet zeer ernstig. Tot slot is de periode van terugplaatsing voor de duur van twaalf weken niet redelijk en billijk.

Standpunt van de directeur

Het gegeven dat klager in de maanden voor de degradatie meerdere malen is teruggeplaatst naar het basisprogramma ligt ten grondslag aan de opgelegde periode van terugplaatsing. Daarbij komt dat er op 22 november 2021 een mobiele telefoon bij klager is aangetroffen. Voor de eerdere gedragingen met betrekking tot waarschuwingen, disciplinaire straffen en terugplaatsingen, verwijst de directeur naar hetgeen er op de beklagzitting d.d. 14 februari 2022 is besproken.

Uit de degradatiebeslissing komt voldoende naar voren dat het gedrag van klager als ontoelaatbaar is aangemerkt. Uit de bestreden beslissing volgt dat een belangenafweging is gemaakt, waarbij klagers ongewenste gedrag is afgezet tegen zijn positieve gedrag en alle relevante aspecten van zijn gedrag zijn hierin meegenomen.

 

3. De beoordeling

De degradatie

Uit de nota van toelichting bij de wijziging van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) in verband met een wijziging inzake het systeem van promoveren en degraderen (hierna: de nota van toelichting) (Stcrt. 2020, nr. 49131) komt naar voren dat uitgangspunt is dat gedetineerden zelf verantwoordelijkheid nemen voor hun detentie en re-integratie. Om te kunnen promoveren naar en te kunnen verblijven in het plusprogramma dient een gedetineerde aan te tonen dat zijn motivatie en inzet om zijn re-integratiedoelen te verwezenlijken bestendig zijn. Promoveren en degraderen zijn dus afhankelijk van de mate van verantwoordelijkheid die de gedetineerde toont voor zijn eigen re-integratie, wat onder meer uit zijn gedrag kan blijken.

Artikel 1d, vijfde lid, van de Regeling bepaalt dat er altijd een besluit tot degradatie volgt, indien een gedetineerde ‘ontoelaatbaar’ gedrag, zoals beschreven in bijlage 1 en bijlage 2 van de Regeling, laat zien. Volgens de nota van toelichting gaat het hier om gedragingen die als dermate ingrijpend op de orde en veiligheid binnen een inrichting kunnen worden aangemerkt dat deze op zichzelf beschouwd een degradatie c.q. het uitblijven van een promotie rechtvaardigen zonder daarbij rekening te houden met het structurele gedrag in detentie. Indien een gedetineerde één van deze gedragingen laat zien, is volgens de nota van toelichting een afweging van deze gedraging ten opzichte van het algehele gedrag niet meer noodzakelijk. Een belangenafweging hoeft dus niet te worden gemaakt.

Volgens de bijlagen is het in het bezit hebben van in de inrichting verboden goederen ontoelaatbaar gedrag dat leidt tot directe degradatie. Blijkens de stukken is bij klager op 22 november 2021 een mobiele telefoon in zijn cel aangetroffen. Daarmee is de degradatiebeslissing naar het oordeel van de beroepscommissie op zichzelf niet onredelijk en onbillijk.

Periode van de degradatie

Op grond van artikel 1d, zesde lid, van de Regeling bepaalt de directeur de periode gedurende welke de gedetineerde het in bijlage 1 dan wel bijlage 2 bij de Regeling omschreven gewenste gedrag laat zien om wederom in aanmerking voor promotie te komen. Deze periode is minimaal zes weken. Indien de directeur aanleiding ziet een langere periode in acht te nemen motiveert hij zijn besluit, waarbij hij in ieder geval betrekt de aard en de ernst van het gedrag dat aanleiding vormt voor degradatie, de mate waarin inbreuk is gemaakt op de orde en de veiligheid in de inrichting dan wel op de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming, de al dan niet opzettelijkheid van het gedrag, de duur van de eventueel opgelegde straf door de strafrechter indien hiervan sprake is en het gedrag dat de gedetineerde structureel in de detentiesituatie vertoont.

Klager is voor een periode van twaalf weken gedegradeerd. In de degradatiebeslissing heeft de directeur gemotiveerd waarom degradatie voor de duur van twaalf weken in klagers geval passend is. Daarin staat namelijk dat klager voor de duur van twaalf weken wordt teruggeplaatst naar het basisprogramma, omdat hij in de afgelopen maanden meerdere malen is teruggeplaatst naar het basisprogramma vanwege ontoelaatbaar gedrag en omdat het bezit van een mobiele telefoon de orde, rust en veiligheid binnen de inrichting op zeer ernstige wijze verstoord.

Gelet op het voorgaande, is de beroepscommissie van oordeel dat de degradatiebeslissing, voor zover deze de periode van zes weken te boven gaat, niet onredelijk en onbillijk is.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

 

 

Deze uitspraak is op 17 april 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. L.C.P. Goossens en mr. F. Sieders, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven