Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/31536/JB, 11 april 2023, beroep
Uitspraakdatum:11-04-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          23/31536/JB

           

Betreft [klager]

Datum 11 april 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager], geboren op [geboortedatum] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar de Justitiële Jeugdinrichting (JJI) Teylingereind te Sassenheim.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 17 januari 2023 afgewezen.

Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie op het beroepschrift en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Plaatsing in het arrondissement van vestiging is het uitgangspunt, maar klagers verzoek tot overplaatsing naar de JJI Teylingereind is redelijk en uitvoerbaar (op grond van artikel 9, derde lid, van de Regeling plaatsing en overplaatsing jeugdigen (hierna: de Regeling) in samenhang met artikel 24, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichting (Bjj)).

Klager wil graag naar de JJI Teylingereind worden overgeplaatst, omdat hij daar tijdens een eerdere detentie positieve ervaringen heeft opgedaan en een goede band heeft opgebouwd met het afdelingspersoneel. Hij kan in de Rijks Justitiële Jeugdinrichting (RJJI) De Hartelborgt zijn draai niet vinden sinds hij daar op 5 december 2022 als voorlopig gehechte is geplaatst. Het Openbaar Ministerie (OM) en klagers ouders hebben tegen een overplaatsing geen bezwaar en de RJJI De Hartelborgt heeft hierover geen expliciet advies uitgebracht.

Standpunt van verweerder

Het plaatsingsbeleid betekent dat een jeugdige in beginsel in de JJI wordt geplaatst die het dichtst is gelegen bij zijn woonomgeving, in klagers geval de omgeving Rotterdam. Gelet op het advies van de directeur van de RJJI De Hartelborgt, is het niet noodzakelijk om van het plaatsingsbeleid af te wijken. De door klager opgevoerde reden geeft hiervoor evenmin aanleiding. Het feit dat de directeur van de RJJI De Hartelborgt, het OM en klagers ouders geen bezwaar hebben tegen een overplaatsing, heeft geen zwaarder wegende betekenis. Het door de raadsman genoemde criterium verwijst naar de uitsluiting van activiteiten en geldt niet in het kader van een overplaatsing naar een andere inrichting.

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 19, eerste lid, van de Bjj heeft de betrokkene het recht bij verweerder een met redenen omkleed verzoek tot overplaatsing naar een bepaalde inrichting in te dienen.

In artikel 9 van de Regeling staat dat verweerder op voordracht van de directeur of op grond van een verzoek van de jeugdige als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Bjj een jeugdige kan overplaatsen naar een andere inrichting (lid 2). Indien de jeugdige zelf een verzoek heeft ingediend, verzoekt verweerder de directeur om advies (lid 5).

Klager verblijft sinds 5 december 2022 in de RJJI De Hartelborgt te Spijkenisse. Dit betreft de inrichting in de regio van vestiging. Hij wil echter graag worden overgeplaatst naar de JJI Teylingereind, omdat hij daar tijdens een eerdere detentie positieve ervaringen heeft opgedaan, daar de regels kent en omdat zijn verblijf in de RJJI De Hartelborgt hem zwaar valt.

Het uitgangspunt is dat jeugdigen in de regio van hun woonplaats worden geplaatst. Verweerder ziet onvoldoende aanleiding om hiervan in klagers geval af te wijken. De beroepscommissie vindt dit niet onredelijk en overweegt hierover als volgt.

Het OM heeft geen bezwaar tegen een overplaatsing en klagers ouders vinden het (kennelijk) niet erg om langer te reizen. De directeur van de RJJI De Hartelborgt heeft geen expliciet advies gegeven ten aanzien van het verzoek van klager, maar noemt wel dat het op de basisafdeling waar hij verblijft goed met hem gaat (hij is positief in contact met andere jeugdigen en met het behandelteam en er worden bij hem geen spanningen waargenomen). Daarnaast geeft de directeur aan dat het klagers behandeltraject niet ten goede komt als zijn familie verder weg woont.

Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft verweerder zijn beslissing in redelijkheid kunnen baseren op het advies van de directeur. Volgens klager kan hij in de RJJI De Hartelborgt niet goed zijn draai vinden, maar uit het advies van de directeur blijkt niet dat zijn verblijf in de RJJI De Hartelborgt belemmeringen oplevert voor zijn behandeling.

Gelet op het voorgaande kan de afwijzing van klagers verzoek tot overplaatsing naar de JJI Teylingereind, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 11 april 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. P. de Bruin, voorzitter, dr. T. Jambroes en mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven