Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/29847/GM, 6 april 2023, beroep
Uitspraakdatum:06-04-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/29847/GM
    
            
Betreft    klager
Datum    6 april 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van klager (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klagers raadsman, mr. W. van Vliet, heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingstandarts van de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Almelo (hierna: de inrichtingstandarts). Klager beklaagt zich erover dat hij te lang heeft moeten wachten op behandeling van zijn afgebroken kies waardoor hij onnodig lang pijn heeft ondervonden.

De tandheelkundig adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman mr. D. Eijpe, waarnemend voor mr. W. van Vliet en de heer R. van den Bosch, inrichtingstandarts bijgestaan door de heer L. van den Ouden, gehoord op de digitale zitting van 22 maart 2023
Drs. B.A. Geurts, lid van de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager klaagt in beroep over kiespijn die op 23 december 2021 is ontstaan. Klager stelt zich op het standpunt dat de behandeling te lang op zich heeft laten wachten, waardoor hij onnodig pijn heeft geleden. 

In zijn klacht van 26 april 2022 heeft klager aangegeven dat op 26 april 2022 zijn afgebroken kies niet naar behoren is hersteld. De belofte om naar een kaakchirurg te worden doorverwezen is niet nagekomen. Ook het beloofde bewijsbriefje van zijn gebroken kies heeft klager niet ontvangen. Klager stelt dat hij niet meer kan kauwen met links, maar dat hij niet wordt opgeroepen voor de tandarts. 

In zijn klacht van 15 juni 2022 staat dat klager naar de tandarts is geweest. Door het lange wachten is een stuk van zijn kies afgebroken, waar de tandarts een nieuwe vulling in heeft gedaan. Klagers kies werd nog gevoeliger dan daarvoor. Klager is weer teruggegaan naar de tandarts en op zijn advies heeft klager een wortelkanaalbehandeling ondergaan, maar het is daardoor alleen maar erger geworden. Volgens de tandarts zou de pijn na drie dagen weg zijn, maar dat is na een week nog niet het geval. Klager kan niet slapen van de pijn. Hij heeft daarvoor ibuprofen gekregen. 

Ter zitting heeft klager toegelicht dat de tandarts van de PI kies 37 wilde trekken. Klager heeft dat geweigerd, want hij vindt het niet nodig om een goede tand te laten trekken. Die kies zit er nog steeds en de klachten zijn inmiddels verdwenen. Dat betekent dat klager gelijk had om die behandeling te weigeren. Op 4 mei 2022 heeft de endodontoloog een e-mail naar de PI gestuurd, daarin wordt niet gesproken over extractie. De tandarts van de PI geeft in zijn brief van 6 juni 2022 die informatie verkeerd weer want de endodontoloog adviseert niet bij klachten een apexresectie of extractie. Dat zijn twee van elkaar te onderscheiden behandelingen, waarbij een apexresectie is gericht op behoud van de tand. Klager wordt voorts verweten behandelingen te weigeren of niet op afspraken te verschijnen. Klager wil wel behandeld worden, maar door een tandarts buiten de PI. Dat heeft hij vanaf het begin aangegeven, maar dat wordt hem geweigerd. Vervolgens wordt hij ook binnen de PI niet geholpen. Dat drukte en corona daarop van invloed zijn geweest is begrijpelijk, maar verklaart niet waarom klager niet buiten de PI behandeld kan worden. Klager liep met pijn rond en had het vertrouwen in de tandarts verloren. Dat mag klager niet worden tegengeworpen. Dat klager niet zou zijn komen opdagen op een afspraak op 1 maart 2022 is niet voldoende onderbouwd. Niet blijkt of hij deugdelijk is opgeroepen. Het geheel overziend had door de tandarts proactief gehandeld moeten worden. Klager heeft gedurende langere tijd kiespijn gehad en die pijn is niet serieus genomen. Er is sprake van uitstel van voor klager benodigde zorg en daarmee van handelen of nalaten in strijd met de wet. Het beroep dient dan ook gegrond te worden verklaard. 

Standpunt van de inrichtingstandarts
De tandarts stelt voorop het vervelend te vinden als patiënten pijn hebben. Er bestaan verschillende soorten kiespijn. Alle gebitten zijn verschillend en zien er anders uit. De tandarts moet een inschatting maken van de totale situatie en met inachtneming van een wachtlijst. 
Er was sprake van een gebroken vulling van element 36. Dat kan inderdaad pijnklachten geven. In verband met uitval als gevolg van corona en een wachtlijst heeft klager wat langer op behandeling moeten wachten. De tijd tussen de diagnose en het vullen is echter vergelijkbaar met de situatie buiten de PI. Dat de pijnklachten van klager daarna nog zo lang aanhielden heeft de tandarts verbaasd en dit atypische verloop heeft de diagnose ook bemoeilijkt. Er zijn onderzoeken en testen uitgevoerd, de tandarts heeft (telefonisch) collegiaal overleg gevoerd en advies gevraagd aan een specialist. De tandarts is het er dan ook niet mee eens dat klager niet goed is onderzocht of behandeld en wil het argument weerleggen dat niet goed zou zijn nagedacht over de casus. Er was wel degelijk sprake van twee opties ten aanzien van element 37, apexresectie of extractie. Dat is met klager besproken. De tandarts begrijpt heel goed dat klager het liefst zijn tand wil behouden. De tandarts sluit niet uit dat de klachten zijn verergerd omdat de behandeling later heeft plaatsgevonden. Maar deze situatie zou zich ook weer kunnen stabiliseren, zo komt uit literatuur naar voren. Er zijn meerdere opties overwogen en besproken. Door de ligging, dicht bij de zenuwen, is er kans op complicaties en daarom was het advies extractie van de tand. Dat het nu goed gaat met klager zonder die behandeling is fijn, maar dat betekent niet dat het advies niet goed was. Het ging om een problematische casus. Dat het traject wat lang heeft geduurd is ook om het een kans te geven om te herstellen.    

 

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt op grond van het behandelverslag, de overige onderliggende stukken en naar aanleiding van de zitting het volgende verloop vast.

Klager wordt voor het eerst gezien op het spreekuur op 23 december 2021 in verband met gevoeligheidsklachten aan element 36. Er zit een breuk in de vulling. Op de röntgenfoto is een ontsteking aan element 37 zichtbaar, maar daar heeft klager op dat moment geen last van. 
Er wordt een retourafspraak gemaakt voor twee vullingen. Die afspraak is op 1 februari 2022. 
Op 24 februari 2022 geeft klager aan klachten te ondervinden van element 36 waardoor kauwen links moeilijk gaat. Aan klager is uitgelegd dat napijn na een nieuwe vulling langer dan een paar dagen mogelijk is. Als klager hier niet op wil wachten, of als de klachten niet afnemen, is een endodontische behandeling aangewezen. Daarnaast is een endodontische herbehandeling (wortelkanaalbehandeling) van element 37 geïndiceerd om deze klachtenvrij te kunnen behouden. Klager wil dit niet binnen de PI laten doen. De vraag of klager hiervoor verwezen kan worden wordt aan de tandheelkundig adviseur voorgelegd. Op 1 maart 2022 is klager opgeroepen na overleg met de tandheelkundig adviseur. Verwijzing voor de herbehandeling van element 37 is mogelijk. Een afspraak kan worden gemaakt. Klager is niet op het spreekuur gekomen. Op 28 april 2022 wordt klager door de waarnemend tandarts gezien in verband met nieuwe pijnklachten. Met name element 37 is percussiepijnlijk. Klager is dan nog niet buiten naar de endodontoloog geweest. Element 36 blijft daarnaast verhoogd gevoelig voor koude. De vulling wordt wat afgeslepen. Op 12 mei 2022 wordt, naar aanleiding van een schriftelijk bericht van de endodontoloog, met klager besproken dat bij klachten aan element 37 extractie de beste oplossing is. Klager wil dat op dat moment niet, omdat hij geen klachten meer heeft. Ook wil klager aanzien of de klachten aan element 36 afnemen. Op 9 juni 2022 is een kanaalbehandeling aan element 36 uitgevoerd. In juli 2022 is klager gezien door de kaakchirurg. 

Naar het oordeel van de beroepscommissie kan de beoordeling en behandeling van klagers kiespijn als zorgvuldig worden aangemerkt. Een wachtperiode van vijf weken nadat klager voor zijn klachten op 23 december 2021 is gezien, is niet onoverkomelijk. Er was geen sprake van een acute situatie. Een nieuwe vulling kan napijn geven die kan worden onderdrukt met pijnmedicatie. Er is voldoende onderzoek gedaan, er zijn testen uitgevoerd ten behoeve van diagnose en er is zowel collegiaal overleg gevoerd als advies aan specialisten gevraagd. Dat de klachten van klager erger zouden zijn geworden omdat de behandeling op zich heeft laten wachten, is niet aannemelijk geworden. Bovendien heeft klager zelf behandelingen geweigerd. Met betrekking tot de wens van klager om de behandelingen door zijn eigen tandarts buiten de laten plaatsvinden, geldt dat behandelingen in beginsel binnen detentie plaatsvinden.
Op grond van artikel 42, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet kan de gedetineerde, op eigen rekening, om raadpleging door een arts van zijn eigen keuze (de zogenaamde ‘second opinion’) verzoeken. Daar is niet van gebleken. 

Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingstandarts niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is op 6 april 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. P.D.A. Schouten, leden, bijgestaan door mr. S. Jousma, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven