Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/26923/GM, 6 april 2023, beroep
Uitspraakdatum:06-04-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/26923/GM

               

Betreft klager

Datum 6 april 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

klager (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klagers raadsman, mr. S. Konya, heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat hij niet de juiste dosis ADHD medicatie krijgt, ondanks zijn verzoek daartoe.

 

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

 

De beroepscommissie heeft klager en zijn opvolgend raadsman mr. O.F. Qane gehoord op de digitale zitting van 23 maart 2023.

Namens de inrichtingsarts heeft het waarnemend plaatsvervangend hoofd zorg schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager krijgt momenteel atomexetine en elvanse (dexamfetamine) in een lage dosering. Hij krijgt daarnaast nog twee tabletten medicatie. Klager is daar best tevreden over, maar hij weet niet zeker of de medicatie hem in de toekomst gaat helpen. Hij zou willen dat de dosering helemaal is aangepast aan wat hij nodig heeft en dat dat doorloopt. Er is te lang gewacht totdat er een oplossing was. Klager heeft een lange periode geen medicatie verstrekt gekregen en heeft daaronder geleden. Hij was druk, had concentratieproblemen en heeft slecht geslapen. Hij wil daarvoor gecompenseerd worden. Klager wil graag het oordeel van de beroepscommissie daarover. Desgevraagd geeft klager aan dat ongeveer anderhalve maand geleden, na nader onderzoek, de diagnose ADHD is gesteld. Volgens klager is er lange tijd van de verkeerde diagnose uitgegaan en is er niet geluisterd naar zijn verklaring dat hij ADHD heeft, terwijl hij in de vorige PI daarvoor wel medicatie kreeg. Klager wilde een juiste dosering, maar er moest eerst onderzoek afgewacht worden werd er gezegd.

 

Standpunt van de inrichtingsarts

De inrichtingsarts heeft niet gereageerd op het beroep.

 

3. De beoordeling

 

Waartegen is het beroep gericht?

Volgens het namens klager ingediende beroepschrift is het beroep gericht tegen een beslissing van de medisch adviseur van 4 april 2022. De beroepscommissie zal dit verbeterd lezen en het beroepschrift zo uitleggen dat het is gericht tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts.

 

Inhoudelijke beoordeling

De beroepscommissie maakt uit het medisch dossier op dat reeds in 2017 sprake is van een NIFP rapportage, maar dat de arts de diagnose ADHD niet kon bevestigen. Verder blijkt dat klager gedurende zijn detentie verschillende medicatie voorgeschreven heeft gekregen, waaronder in 2021 in de vorige PI concerta en elvanse (dexamfetamine). Na binnenkomst in de PI Alphen in november 2021 heeft klager diverse keren vragen gesteld aangaande zijn medicatie en heeft hij ADHD medicatie voorgeschreven gekregen, zo blijkt uit het klachtenformulier van 27 november 2021. Naar aanleiding van het klachtgesprek heeft de psychiater aangegeven de medicatie niet te willen wijzigen, omdat klager geen diagnose ADHD heeft.

 

Het is de beroepscommissie naar aanleiding van de behandeling ter zitting en uit de stukken niet duidelijk geworden waarom klager ADHD medicatie krijgt verstrekt, terwijl er geen diagnose ADHD is gesteld. De beroepscommissie vraagt zich verder af waarom het zo lang heeft geduurd voordat er onderzoek naar klager is gedaan ten behoeve van een diagnose. Gelet hierop en nu een reactie van de inrichtingsarts is uitgebleven, moet het handelen van de inrichtingsarts worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €75,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €75,-.

 

Deze uitspraak is op 6 april 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, drs. B.A. Geurts en drs. K.M.P.A.M. Habryka, leden, bijgestaan door mr. S. Jousma, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven