Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24826/GA, 3 juli 2023, beroep
Uitspraakdatum:03-07-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/24826/GA

               

Betreft [klager]

Datum 3 juli 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen het feit dat de directeur hem niet heeft gecompenseerd voor de door toedoen van de inrichting kwijtgeraakte inhoud van zijn postpakket, terwijl de directeur en klager dit in het kader van een bemiddelingsgesprek wel hadden afgesproken.

 

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught heeft op 30 november 2021 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (VU 2021/954). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

 

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman mr. M.G. van Wijk en de directeur van de PI Vught (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is door toedoen van de inrichting zijn spullen kwijtgeraakt en daarvoor wil hij worden gecompenseerd. Het door de inrichting overgelegde bewijsstuk dat zijn postpakket naar de afzender is teruggestuurd klopt niet. Dit is een stuk papier dat de inrichting zelf heeft geprint om aan te tonen dat het wel naar de afzender is teruggestuurd.

 

De klacht met kenmerk VU 2021/808 was niet opgelost, want anders had klager niet opnieuw een klacht ingediend. Volgens het postkantoor is er niets teruggestuurd en de track-and-trace-code laat dit evenmin zien. Het bemiddelingsgesprek verliep positief, in de zin dat klager gecompenseerd zou worden als de inrichting het postpakket echt niet meer kon vinden. Een week na het bemiddelingsgesprek werd klager echter verteld dat hij geen compensatie krijgt, omdat de inrichting het postpakket niet heeft. De vraag is nu waar het pakket naartoe is gestuurd.

 

Standpunt van de directeur

Met de beklagrechter is de directeur van mening dat klager niet kan worden ontvangen in zijn beklag, omdat geslaagde bemiddeling heeft plaatsgevonden. De directeur persisteert bij het in beklag gevoerde verweer. De inrichting is volgens eigen beleid niet aansprakelijk voor kwijtgeraakte, maar geretourneerde postpakketten. Desondanks is klager de mogelijkheid geboden om voor een vergoeding in aanmerking te komen, mits hij bonnetjes van de inhoud van het pakket kon overleggen. Klager wenst een bijzonder hoog bedrag te ontvangen, maar dit heeft hij niet onderbouwd met de gevraagde bonnetjes of anderszins aannemelijk gemaakt.

 

3. De beoordeling

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, omdat een klacht met dezelfde strekking is afgehandeld via bemiddeling. De beroepscommissie kan zich met dit oordeel niet verenigen en overweegt hiertoe als volgt.

 

Uit het dossier volgt dat de bemiddeling aangaande klagers klacht over het kwijtraken van zijn postpakket (kenmerk: VU 2021/808) is geslaagd. In het verslag van het op 16 juni 2021 gevoerde bemiddelingsgesprek staat: ‘‘De PI erkent dat er toestemming aan [klager] is verleend voor het toesturen van een pakket kleding, dat het pakket is aangekomen in de PI, dat het pakket ten onrechte is teruggestuurd en vervolgens is zoekgeraakt. De PI is bereid om een vergoeding te betalen. [Klager] zal bonnetjes overleggen aan PI. Zij zullen overleggen over de hoogte van de vergoeding.’’

 

In de onderhavige klaagschriften leest de beroepscommissie dat klager zich beklaagt over het feit dat de directeur hem niet wil compenseren voor het kwijtgeraakte poststuk, terwijl ze dit tijdens het (hierboven weergegeven) bemiddelingsgesprek wel zo hadden afgesproken. Naar het oordeel van de beroepscommissie dient dit te worden opgevat als een weigering van de directeur waartegen op grond van artikel 60 van de Penitentiaire beginselenwet beklag openstaat.

 

De beroepscommissie zal daarom de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag. Om proceseconomische redenen zal de beroepscommissie als enige en hoogste instantie het beklag inhoudelijk beoordelen.

 

De directeur stelt onweersproken in beroep dat klager de hoogte van het door hem gewenste compensatiebedrag niet met (bijvoorbeeld) aankoopbonnen heeft onderbouwd en dat hij om die reden niet wordt gecompenseerd. De beroepscommissie acht dit, gelet op de gemaakte afspraak tijdens het genoemde bemiddelingsgesprek, niet onredelijk. Zij zal daarom het beklag ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 3 juli 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.B. Oreel, voorzitter, mr. E. Dinjens en mr. R. Raat, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven