Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/31086/GB, 4 april 2023, beroep
Uitspraakdatum:04-04-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          22/31086/GB

  

Betreft [klager]

Datum 4 april 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 17 november 2022 beslist klager over te plaatsen naar het huis van bewaring (HVB) van de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 20 december 2022 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsman, mr. P.M. Iwema, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De beoordeling

Ontvankelijkheid

Het is onduidelijk of klager nog in een HVB, of al in een gevangenis, verblijft c.q. zou moeten verblijven. De titel waarop hij is gedetineerd is inmiddels namelijk veranderd, maar een  recente registratiekaart (die de beroepscommissie bij de PI Zwolle heeft opgevraagd) lijkt erop te wijzen dat het regime niet is gewijzigd. Als klager niet meer in een ander HVB kan worden geplaatst, dan heeft hij in beginsel geen belang meer bij het beroep en zou hij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. In dat geval geldt echter dat in beroep (tijdig) is verzocht om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Daarom zal de beroepscommissie het beroep inhoudelijk beoordelen.

 

Inhoudelijke beoordeling

Klager verbleef in het HVB van de PI Leeuwarden. Op 18 november 2022 is hij overgeplaatst naar het HVB van de PI Zwolle, vanwege het verstoren van de orde, rust en veiligheid in de PI Leeuwarden.

Klager is het niet oneens met zijn plaatsing uit de PI Leeuwarden. Hij stelt echter dat hij naar een van de locaties van de PI Veenhuizen had moeten worden overgeplaatst, omdat het arrondissement Noord-Nederland het arrondissement van vervolging is en omdat hij in de PI Veenhuizen (gemakkelijker) bezoek kan ontvangen.

Het klopt dat een gedetineerde bij voorkeur in het arrondissement van vervolging wordt geplaatst. Daarbij is het – anders dan bij een veroordeelde gedetineerde en anders dan verweerder suggereert – niet relevant dat de PI Zwolle in een aanpalend arrondissement ligt. De beroepscommissie twijfelt er echter niet aan dat er ten tijde van de initiële beslissing geen plaats was in de locatie Esserheem en ziet dan ook geen reden om bewijs daarvan op te vragen bij verweerder (wat de raadsman heeft verzocht). Feit is wel dat verweerder niet is ingegaan op de capaciteit van de locatie Norgerhaven. Ook is niet duidelijk of in bezwaar misschien alsnog capaciteit was ontstaan in de locatie Esserheem.

Daar staat tegenover dat klager is overgeplaatst vanwege het verstoren van de orde, rust en veiligheid in de inrichting en dat een dergelijke overplaatsing snel moet gebeuren. Klagers raadsman wijst er weliswaar terecht op dat in bezwaar een heroverweging kan plaatsvinden, maar in dit geval vindt de beroepscommissie het enkele feit dat is afgeweken van het arrondissement van vervolging onvoldoende om te oordelen dat klager naar de PI Veenhuizen zou/had moeten worden overgeplaatst.

Daarvoor is – naast de aanleiding voor klagers overplaatsing – van belang dat klager niet duidelijk heeft gemaakt waarom overplaatsing naar de locatie Esserheem belangrijk voor hem is. Zijn bezoek komt naar eigen zeggen immers uit Emmen en het verschil in reistijd vanaf daar naar de PI Veenhuizen of de PI Zwolle is zeer beperkt. Met het openbaar vervoer is de PI Zwolle zelfs sneller te bereiken en met de auto is de PI Veenhuizen slechts ongeveer tien minuten dichterbij. Het is – bij gebrek aan onderbouwing – niet aannemelijk geworden dat dat verschil doorslaggevend is voor het kunnen ontvangen van bezoek.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 4 april 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter,

F. van Dekken en mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven