Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/32782/SGA, 28 maart 2023, schorsing
Uitspraakdatum:28-03-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/32782/SGA
    
            
Betreft    [verzoeker]
Datum    28 maart 2023


Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

1. De procedure
De directeur van de Penitentiaire Inrichting Achterhoek te Zutphen (hierna: de directeur) heeft op 27 januari 2023 aan verzoeker maatregelen opgelegd vanwege zijn status als gedetineerde met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-maatregelen).

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek, van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift, van de nadere toelichting op het schorsingsverzoek van 24 maart 2023 van verzoekers raadsman, mr. R. van ’t Land, en van de desgevraagde nadere reactie van de directeur van 27 maart 2023. 

2. De ontvankelijkheid
Het klaagschrift van verzoeker gericht tegen de beslissing van 27 januari 2023 is ontvangen op 23 maart 2023. Namens verzoeker is aangevoerd dat de directeur mondeling aan verzoeker heeft medegedeeld dat hij even moest wachten met het indienen van zijn klacht en schorsingsverzoek, omdat de directeur (nieuwe) informatie voor verzoeker zou hebben. Verzoeker heeft geen verdere informatie ontvangen en daarom pas onlangs zijn reeds ingevulde klachtformulier en schorsingsverzoek van 31 januari 2023 ingediend. Namens de directeur is desgevraagd aangegeven dat het voorgaande nooit aan verzoeker is medegedeeld. In het hoorgesprek voorafgaand aan het opleggen van de GVM-maatregelen op 
27 januari 2023 is alleen met verzoeker besproken dat hij voor de volgende verlenging van zijn maatregel, en het voorafgaande Operationeel Overleg, gehoord zou worden. Dit staat ook in de beslissing vermeld. 

Een gedetineerde kan beklag doen over een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Het klaagschrift dient op grond van artikel 61, vijfde lid, van de Pbw uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen, te worden ingediend. Een na afloop van deze termijn ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest. 

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter heeft verzoeker  niet tijdig een klaagschrift ingediend tegen de beslissing van de directeur van 27 januari 2023. Een goede reden voor de termijnoverschrijding is onvoldoende aannemelijk geworden. Gelet hierop is geen sprake  van een verschoonbare termijnoverschrijding. Nu schorsing op grond van artikel 66, eerste lid, van de Pbw slechts kan worden verzocht hangende de uitspraak op het klaagschrift, kan verzoeker niet worden ontvangen in zijn verzoek.

3. De uitspraak
De voorzitter verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.


Deze uitspraak is op 28 maart 2023 gedaan door mr. C.N. Dijkstra, voorzitter, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven