Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/29784/GA, 30 maart 2023, beroep
Uitspraakdatum:30-03-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/29784/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    30 maart 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure
De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle (hierna: de directeur) heeft op 7 oktober 2022 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

Klagers raadsman, mr. P.R. Logemann, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het PPC van de PI Zwolle, gehoord op de zitting van 17 maart 2023 in de PI Achterhoek te Zutphen.
Als toehoorders waren aanwezig de stagiaire juridische zaken van het PPC van de PI Zwolle en mr. Y.P. Schleijpen.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Sinds het toepassen van de dwangbehandeling gaat het goed met klager, dus die behandeling was wel nodig. De beslissing is echter genomen in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. De verklaringen van de psychiaters zijn niet bij de voorgenomen beslissing overgelegd (artikel 46e, tweede lid, van de Pbw). Bij een dergelijke zware maatregel moet de raadsman kunnen toetsen of de beslissing goed is onderbouwd door de psychiater. 

De directeur geeft ook niet aan welke behandelmethode of welke medicatie (en in welke dosis) zal worden ingezet en of dit is opgenomen in het behandelplan. De raadsman wil de beslissing kunnen toetsen. Hij moet weten welke medicatie klager gaat ontvangen en in welke dosis. Er wordt alleen gesproken over antipsychotica, maar niet over het middel. Klagers raadsman heeft gevraagd naar de medicatie, maar dit nooit teruggekoppeld gekregen. Het kan zijn dat klager al bekend was met een bepaalde medicatie, verder is bepaalde medicatie verslavend. De raadsman moet kunnen toetsen of het middel passend is, zeker als iemand zelf niet in staat is dit te beoordelen. De raadsman kan dit ook navragen bij een andere psychiater als hij zelf geen kennis van de medicatie heeft.

Standpunt van de directeur
Aan de eisen die de wet stelt wat betreft de informatieplicht aan een raadsman is voldaan. De raadsman is op 4 oktober 2022 geïnformeerd over de voorgenomen beslissing en op 7 oktober 2022 over de definitieve beslissing. Bij een voorgenomen beslissing worden de verklaringen van de psychiaters niet overgelegd en bij een definitieve beslissing wel.

Klager is gediagnostiseerd met een manisch-psychotisch toestandsbeeld. Hij heeft geen enkel ziektebesef en -inzicht en hij wil geen medicatie gebruiken. Klagers gedrag op de afdeling wordt omschreven als ontremd, bizar en vreemd. Dit gedrag neemt toe en leidt tot overlast en irritatie bij medegedetineerden. Hij is ook meerdere malen verbaal agressief geweest naar personeelsleden. Klager is niet te corrigeren in zijn gedrag. Als hij wordt aangesproken op zijn gedrag reageert hij geagiteerd.

Het gevaar is dat klager zichzelf zal uitputten door overmatige activiteit en dwangmatigheid. Er bestaat gevaar voor maatschappelijke teloorgang. Daarnaast lijkt klager zijn mogelijkheden en toekomstperspectief erg te overschatten, waardoor hij in ernstige problemen raakt. Er is een gevaar dat klager verbaal agressief zal worden of door zijn gedragingen agressie zal oproepen bij anderen. De psychiater geeft aan dat het gevaar ernstig is en het welzijn van klager in het geding is.

Volgens de behandelend psychiater wordt klager geremd in zijn manische gedrag, maar raakt hij hier geagiteerd van. Klager wordt een prikkelarme omgeving, veel begeleiding en structuur geboden, maar dit is niet voldoende. Een behandeling met medicatie is noodzakelijk om het gevaar te voorkomen. Er is meerdere malen met klager gesproken over het belang van medicatie, maar hij ziet de noodzaak niet en weigert. 

De behandeling met antipsychotische medicatie is, conform de richtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie, eerste keus in behandeling van psychotische symptomen. Met medicatie wordt verwacht dat de agressie, de agitatie en het manische gedrag zullen afnemen. Zonder medicatie kan het manisch-psychotisch toestandsbeeld niet adequaat worden behandeld.

De psychiater beslist welke medicatie wordt gegeven. Dat wordt niet opgenomen in de voorgenomen of definitieve beslissing. Dit wordt wel aan klager verteld. Psychiaters weten dat bepaalde medicatie verslavend is. Zij beslissen op basis van hun kennis over een persoon welke medicatie diegene krijgt. De directeur kan niet te veel op de stoel van de psychiater gaan zitten.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

De directeur heeft de beslissing om klager te verplichten tot het ondergaan van een a dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd. Daarnaast heeft de directeur klagers behandelingsplan overgelegd, waarin is voorzien in de mogelijkheid een geneeskundige dwangbehandeling toe te passen.

De gronden van het beroep zien op de onderbouwing van de beslissing. Klagers raadsman meent dat hij de beslissing niet goed kon toetsen, doordat de verklaringen van de psychiaters niet bij de voorgenomen beslissing zijn overgelegd. De beroepscommissie overweegt daarover dat het geen wettelijk vereiste is dat de verklaringen van de psychiaters bij de voorgenomen beslissing worden overgelegd. Ter zitting is gebleken dat de verklaringen wel zijn overgelegd bij de definitieve beslissing. Daarmee voldoet de beslissing aan het formele vereiste.

Daarnaast meent klagers raadsman dat hij de beslissing niet goed kan toetsen, doordat niet in de beslissing is opgenomen welke medicatie (en welke dosis) klager zal krijgen. De beroepscommissie overweegt dat dit geen wettelijk vereiste is. De beslissing van de directeur moet kunnen worden getoetst op onder meer de eis van doelmatigheid. Uit de verklaringen van beide psychiaters blijkt dat behandeling met antipsychotica doelmatig is bij een psychotische stoornis, waarmee klager is gediagnosticeerd. Het type antipsychotische medicatie (en de dosering) is geen onderdeel van de beslissing van de directeur tot het verplicht moeten ondergaan van een a dwangbehandeling. Dit betreft een medisch inhoudelijk oordeel waarover de psychiater beslist. Wanneer een gedetineerde het niet eens is met het type medicatie (of de dosering) die hij krijgt, staat de medische klachtenprocedure open. Overigens is conform artikel 21b, eerste lid onder b, van de Penitentiaire maatregel in het behandelplan vermeld dat aan klager Zyphadera 300 mg wordt toegediend.

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het navolgende – kort en zakelijk weergegeven – naar voren. Bij klager is sprake van een manisch-psychotisch toestandsbeeld. Het gevaar heerst dat hij zichzelf zal uitputten door overmatige activiteit en dwangmatigheid. Er bestaat gevaar voor maatschappelijke teloorgang en gevaar dat hij verbaal agressief zal worden of agressie bij anderen zal oproepen. Een prikkelarme omgeving, begeleiding en structuur zijn niet voldoende gebleken. Er is meermaals met klager gesproken over het belang om antipsychotische medicatie in te nemen, maar klager weigert dit. Van behandeling met antipsychotica wordt verwacht dat dit de agressie en agitatie zal afnemen. Zonder antippsychotische medicatie kan het manisch psychotisch toestandsbeeld niet adequaat worden behandeld.

Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om bij klager a dwangbehandeling toe te passen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is op 30 maart 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. J.B. Oreel en dr. S. van Woerden, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven