Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/30353/GV. 31 maart 2023, beroep
Uitspraakdatum:31-03-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          22/30353/GV

          

Betreft [klager]

Datum 31 maart 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 2 november 2022 klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof afgewezen.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is bij zijn verzoek om kortdurend re-integratieverlof in een begeleidend schrijven uitgebreid ingegaan op het nut en de noodzaak van het verlenen van kortdurend re-integratieverlof. Klager heeft daarin uitgebreid de belangen van zijn vrouw en kinderen toegelicht. Verweerder is daar niet op ingegaan in de beslissing.

Verweerder vindt het niet gewenst om klager vrij te laten rondlopen tijdens een lopend politieonderzoek, zonder dat dit op een degelijke wijze gecontroleerd kan worden. Dit is vreemd, aangezien de aangifte dateert van januari 2022 en klager inmiddels drie weken strafonderbreking met elektronische controle heeft genoten. Sinds de strafonderbreking is er niets veranderd.

Tot slot is het onjuist dat de politie zich van advies heeft onthouden. De politie heeft wel degelijk geadviseerd bij klagers eerste verzoek om kortdurend re-integratieverlof en toen waren er geen bezwaren.

Standpunt van verweerder

Klagers verzoek is afgewezen, omdat de noodzaak niet was aangetoond. Klager heeft kort voor de afwijzing van het verzoek om kortdurend re-integratieverlof – in september 2022 – strafonderbreking verleend gekregen voor het bijwonen van de bevalling van zijn kindje. Hij heeft vervolgens drie weken thuis bij het gezin doorgebracht.

Daarnaast is er tegen klager aangifte gedaan van bedreiging. Er loopt een politieonderzoek naar de bedreiging. Op basis hiervan is hij overgeplaatst en werd hij tijdens de strafonderbreking elektronisch gemonitord.

Blijkens het reclasseringsadvies van 3 mei 2022 schat de reclassering de kans op recidive in als gemiddeld. Dit vanwege klagers uitgebreide justitiële documentatie en het delictpatroon dat daaruit naar voren komt. In het verleden heeft klager zich niet aan de opgelegde voorwaarden gehouden, waardoor de reclassering de kans op onttrekking ook als gemiddeld inschat.

Gelet op het nog lopende onderzoek naar de bedreiging en klagers ontkennende houding, heeft de vrijhedencommissie negatief geadviseerd.

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 10 februari 2021 gedetineerd. Hij ondergaat – na omzetting via de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (WETS) – een gevangenisstraf van zeven jaar met aftrek, wegens onder andere deelneming aan een criminele organisatie. De einddatum van klagers detentie is momenteel kennelijk bepaald op 27 december 2023.

De wet- en regelgeving

In artikel 15 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat re-integratieverlof alleen wordt verleend voor een re-integratiedoel dat is vastgelegd in het detentie- & re-integratieplan (D&R-plan). Bij de beslissing tot het verlenen van re-integratieverlof, worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:

-    de mate waarin en de manier waarop de gedetineerde, door zijn gedrag gedurende de gehele detentie, een bijzondere geschiktheid heeft laten zien voor een terugkeer in de samenleving;

-    de mogelijkheid om de risico’s die aan het verlof zijn verbonden te beperken en te beheersen;

-    de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen, in ieder geval met betrekking tot het eerste verzoek om onbegeleid re-integratieverlof (als de gedetineerde is veroordeeld voor een misdrijf als bedoeld in artikel 51e, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering);

-    de inspanningen die de gedetineerde heeft geleverd om de schade te vergoeden die het strafbare feit heeft veroorzaakt.

In de artikelen 4 en 16 van de Regeling is benoemd om welke redenen verlof wordt geweigerd en welke gedetineerden niet in aanmerking komen voor re-integratieverlof.

De inhoudelijke beoordeling

Klager heeft verzocht om kortdurend re-integratieverlof om de band met zijn vrouw en kinderen te herstellen. Hij wenst met zijn gezin een kinderboerderij of indoor-speelplaats te bezoeken en ’s avonds thuis met het gezin te eten. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen, omdat er geen noodzaak voor het verlenen van kortdurend re-integratieverlof zou bestaan, nu aan klager al een strafonderbreking is verleend. Voorts wordt de afwijzing ingegeven door het lopende politieonderzoek naar een bedreiging door klager van een medewerker van een inrichting.

Het feit dat een kortdurend re-integratieverlof niet langer duurt dan noodzakelijk voor het realiseren van het doel waarvoor dit wordt verleend, brengt niet met zich mee dat het kortdurend re-integratieverlof als zodanig absoluut noodzakelijk behoeft te zijn (zie ook RSJ 28 februari 2022, 21/23557/GV). Iedere vorm van re-integratieverlof moet – anders dan strafonderbreking – immers worden gezien in de sleutel van het re-integratietraject van de gedetineerde. Voor zover klager wordt tegengeworpen dat hij tijdens de strafonderbreking al tijd met zijn gezin heeft doorgebracht, geldt dan ook dat dit de afwijzing op zichzelf niet kan dragen.

Uit de parlementaire geschiedenis van de Wet straffen en beschermen blijkt dat van de gedetineerde, als blijk van zijn motivatie en in het kader van een gefaseerde opbouw, wordt gevraagd om al binnen de muren van de inrichting te werken aan zijn re-integratie(doelen). In het kader van het herstel van familiebanden kan bijvoorbeeld worden verwacht dat de gedetineerde hieraan invulling geeft, althans probeert te geven, door bezoek, telefoneren en/of het schrijven van brieven. Naar het oordeel van de beroepscommissie is voldoende aannemelijk geworden dat en op welke manier klager voldoet aan wat er in dit opzicht van hem gevraagd wordt. Uit het dossier volgt namelijk dat klager zoveel als mogelijk contact met zijn gezin heeft middels (beeld)bellen en bezoek (zonder toezicht).

Voor wat betreft het lopende onderzoek naar de bedreiging en de risico’s die aan het verlof verbonden zouden zijn, overweegt de beroepscommissie als volgt. De beroepscommissie begrijpt dat klager in september 2022 drie weken strafonderbreking met elektronische controle heeft genoten. Verweerder heeft, gelet hierop, ten onrechte niet onderbouwd waarom voornoemde omstandigheden in de weg zouden staan aan het verlenen van kortdurend re-integratieverlof (met elektronische controle). 

Gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Nu klager inmiddels deelneemt aan een penitentiair programma, zal zij verweerder niet opdragen om een nieuwe beslissing te nemen. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

Deze uitspraak is op 31 maart 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. D. van der Sluis, voorzitter, F. van Dekken en mr. A. Pahladsingh, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

 

Naar boven