Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/28286/GA, 28 februari 2023, beroep
Uitspraakdatum:28-02-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/28286/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    28 februari 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om te worden overgebracht naar een instelling voor de verlening van forensische zorg op grond van artikel 43, vierde lid, van de Penitentiaire Beginselenwet (Pbw).

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught heeft op 4 juli 2022 het beklag ongegrond verklaard (VU 2022/760). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. A.S. Sewgobind, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Vught (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Er bestaat, gelet op het detentieverloop en de complexiteit van klagers problematiek, wel noodzaak tot klinische opname voorafgaand aan het ingaan van het voorwaardelijke deel van zijn gevangenisstraf. Klager verwijst naar het advies van de reclassering van 5 april 2022. Uit de voortgangsrapportage van de inrichtingspsycholoog blijkt dat het voorgestelde klinische traject zich moet richten op het versterken van een adequate coping en verstevigen van ziekte inzicht en -besef. Er bestaat een risico op recidive wanneer klager op straat zou komen te staan zonder enige begeleiding of zorg.

De reclassering heeft een artikelplaatsing expliciet geïndiceerd. De reclassering heeft dit ook expliciet bevestigd in een emailbericht aan klagers raadsman van 14 juli 2022. 

De noodzaak tot artikelplaatsing komt onder meer voort uit de Verkorte Delictanalyse. Deze delictanalyse was bedoeld om een kliniekplaatsing te realiseren voorafgaand aan het voorwaardelijke deel van zijn gevangenisstraf. Het Openbaar Ministerie (OM) adviseert ook positief over een artikelplaatsing.

Standpunt van de directeur
De directeur heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies, maar is niet voldoende overtuigd van de noodzaak om tot klinische plaatsing over te gaan. Niet kan worden gevolgd waarom de behandelperiode van een jaar, die verlengd kan worden voor de duur van de gehele proeftijd, met daarna het begeleid wonen voor een jaar onvoldoende zou zijn om klager te behandelen en begeleiden. Het OM-advies is niet gemotiveerd.

Van groot belang in de afweging is het vonnis van de rechtbank. De rechtbank acht de tenuitvoerlegging van een passende onvoorwaardelijke gevangenisstraf van groot belang. De rechtbank heeft bewust gekozen voor een voorwaardelijk deel met bijzondere voorwaarden. Het vonnis is leidend in de tenuitvoerlegging. De directeur acht overbrenging naar een kliniek prematuur. Dat zou een onjuist signaal geven aan de maatschappij en de slachtoffers.

Klager beschikt over voldoende intrinsieke motivatie, dus als de behandelperiode niet afdoende zou zijn kan hij de behandeling of begeleiding zelf voortzetten. Binnen detentie bestaan er voldoende mogelijkheden om intrinsiek gemotiveerd te blijven om te werken aan herstel en re-integratie. Er is geen sprake van een situatie waarin niets is geregeld zoals de inrichtingspsycholoog beschrijft. De directeur blijft bij het standpunt dat er wat hem betreft geen noodzaak is tot een eerdere klinische plaatsing.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 43, vierde lid, van de Pbw draagt de directeur zorg voor overbrenging van de gedetineerde naar de daartoe bestemde plaats, indien de in het eerste lid (van dat artikel) omschreven zorg en hulp dit noodzakelijk maken en een dergelijke overbrenging zich verdraagt met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Indien de gedetineerde wordt overgebracht ten behoeve van de verlening van forensische zorg bedoeld in de Wet forensische zorg, geschiedt de overbrenging overeenkomstig de bepalingen van die wet.

Klagers verzoek om een zogeheten artikelplaatsing op grond van artikel 43, vierde lid, van de Pbw is op 20 mei 2022 afgewezen, omdat er volgens de directeur aansluitend aan het door de rechter opgelegde onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf voldoende tijd is voor behandeling. De directeur overweegt dat indien de behandeling het eerste jaar niet succesvol is, de mogelijkheid bestaat om met nog een jaar te verlengen.

De reclassering heeft op 5 april 2022 positief geadviseerd over een artikelplaatsing. De reclassering acht een klinische plaatsing in de zin van artikel 43, vierde lid, van de Pbw geïndiceerd. Gezien de duur en de complexiteit van klagers problematiek schat de reclassering in dat een lange periode nodig is om te werken aan behandeling, stabilisatie en resocialisatie. De reclassering vindt een artikelplaatsing essentieel, zodat er, in combinatie met de proeftijd van twee jaar, voldoende tijd is om te werken aan klagers doelen en het gevaar en recidiverisico in te perken. 

Gelet op het onderbouwde en ondersteunende reclasseringsadvies, het feit dat – anders dan de directeur stelt – het vonnis geen bijzondere overwegingen bevat over de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf en het positieve advies van het OM, is de afwijzing van klagers verzoek naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij zal de bestreden beslissing vernietigen en de directeur opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij vernietigt de beslissing waarover is geklaagd en draagt de directeur op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. 
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Deze uitspraak is op 28 februari 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter

Naar boven