Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/25069/GA, 23 juni 2023, beroep
Uitspraakdatum:23-06-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/25069/GA

               

Betreft [klager]

Datum 23 juni 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

a.  de beslissing van 3 augustus 2021 om hem niet terug te plaatsen naar De Compagnie;

b.  de omstandigheid dat de directeur deze beslissing ten onrechte niet zo spoedig mogelijk heeft genomen, terwijl de beklagcommissie daartoe opdracht had gegeven.

 

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel heeft op 22 december 2021 beklag a. ongegrond verklaard (IJ-2021-1109). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

 

Klagers raadsman, mr. J.W. Vedder, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De directeur heeft, naar aanleiding van de gegrondverklaring van het beklag en in opdracht van de beklagcommissie, opnieuw beslist om klager niet terug te plaatsen naar De Compagnie. Naast het voorval op 12 maart 2021 (handelen in etenswaren) hebben zich nooit incidenten voorgedaan. Klager kan een voorbeeldgedetineerde worden genoemd. Ondanks de door de directeur overgelegde interne mailwisselingen en gespreksverslagen, is nog altijd onvoldoende gebleken dat juist klager zich schuldig zou hebben gemaakt aan drugshandel of enig ander ‘afplaatsingswaardig’ feit. Van de vermeende incidenten zijn geen waarschuwingen of rapporten overgelegd. Dat geldt ook ten aanzien van het incident waarbij klager vanwege zijn ‘afplaatsing’ naar een reguliere afdeling mompelend en in zichzelf scheldend over de gang liep. Hiervan is slechts een gespreksverslag beschikbaar. Van incidenten met een dusdanige ernst dat deze ‘afplaatsing’ is gerechtvaardigd, is geen sprake. De directeur heeft dus onvoldoende onderbouwd waarom klager niet thuishoort op De Compagnie.

 

Daarnaast heeft de directeur pas een maand na de uitspraak van de beklagcommissie een nieuwe beslissing genomen. Dit had echter zo spoedig mogelijk moeten gebeuren. De directeur stelt dat nieuwe feiten en omstandigheden zijn betrokken, maar noemt vervolgens situaties uit april, mei en juli 2021, terwijl de beklagcommissie op 9 juli 2021 uitspraak heeft gedaan. Dit strookt niet met elkaar. Klager verzoekt hem een tegemoetkoming toe te kennen.

 

Standpunt van de directeur

De directeur persisteert bij zijn standpunt zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie.

 

3. De beoordeling

Beklag a.

Het toewijzen van een verblijfsruimte aan gedetineerden, en daarmee het intern overplaatsen van gedetineerden naar een andere verblijfsruimte, is geregeld in artikel 16, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). De Pbw stelt geen (formele) eisen aan een dergelijke beslissing. Dat neemt niet weg dat een beslissing tot interne overplaatsing van een gedetineerde zorgvuldig tot stand dient te komen. Deze beslissing dient voldoende gemotiveerd te zijn, zodat voor de gedetineerde kenbaar is waarom hij wordt overgeplaatst.

 

De Compagnie betrof een projectafdeling waar het leef- en werkklimaat was ingericht op de zelfredzaamheid van daar verblijvende gedetineerden en op het vinden van een betaalde baan na detentie, onder (persoonlijke) begeleiding van vrijwilligers van Gevangenenzorg Nederland. Plaatsing op deze afdeling was mogelijk met goedkeuring van het multidisciplinair overleg en van Gevangenenzorg Nederland. Het karakter van deze afdeling bracht mee dat van ‘compagnons’ een grotere verantwoordelijkheid en daarmee een hogere gedragsstandaard werd gevraagd, om de doelstellingen van deze afdeling te kunnen waarmaken. Ook de algemene reinigingsploeg werd door gedetineerden van De Compagnie gerund.

 

Klager is op 31 maart 2021 ‘afgeplaatst’ van de afdeling De Compagnie in de PI Krimpen aan den IJssel in verband met zijn gedrag en meerdere incidenten. In het dossier komt het beeld naar voren van een langdurige onrustige en onveilige sfeer op de afdeling, wat onder meer door klager werd veroorzaakt. Op 12 maart 2021 kreeg hij een zogeheten gele kaart vanwege de handel in etenswaren. Uit verschillende hoeken kwamen signalen van handel, afpersing en bedreiging door verschillende gedetineerden, waaronder klager. Personeelsleden en ook medegedetineerden (De Compagnie is een kleinschalige afdeling) identificeerden hem als ‘loopjongen’. Gesprekken met klager hebben niet mogen baten. Ook zocht hij geen contact meer met de bij hem persoonlijk betrokken vrijwilliger. Na zijn overplaatsing naar een reguliere afdeling (naast twee andere gedetineerden; zie RSJ 23 juni 2023, 21/24736/GA en RSJ 23 juni, 21/24737/GA) is de rust op de afdeling wedergekeerd. In mei en juli 2021 heeft klager nog tweemaal de confrontatie opgezocht met de projectcoördinator van Gevangenenzorg Nederland en zich tegenover haar beledigend uitgelaten. Richting en ten overstaan van de directeur en het afdelingshoofd heeft hij eveneens beledigende woorden gebruikt. Het voorgaande niet ‘Compagnie-waardige’ gedrag leidde tot de conclusie dat De Compagnie niet de juiste plaats is voor klager.

 

De hierboven beschreven situatie laat klagers individuele aandeel voldoende concreet zien en blijkt uit het samenstel van de verslaglegging en verklaringen van de projectcoördinator van De Compagnie, de dagrapportages van penitentiair inrichtingswerkers en de eigen waarnemingen van de directeur. Dat vormt in dit geval een deugdelijke en voldoende betrouwbare onderbouwing voor de beslissing van de directeur om hem niet naar De Compagnie terug te plaatsen. De enkele ontkennende houding van klager maakt dit niet anders. De bestreden beslissing is daarnaast voldoende zorgvuldig tot stand gekomen. De directeur heeft zijn beslissing genomen in overleg met het afdelingshoofd en met Gevangenenzorg Nederland, (de redenen van) zijn beslissing in dit geval schriftelijk kenbaar gemaakt aan klager en hierover voorafgaand met hem gesproken.

 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met aanvulling van de gronden.

 

Beklag b.

Uit het klaagschrift en ook uit het door klager ten overstaan van de beklagcommissie ingenomen standpunt blijkt dat hij ook beklag heeft ingesteld tegen het niet zo spoedig mogelijk nemen van een nieuwe beslissing door de directeur. De beklagcommissie heeft hier niet op beslist. De beroepscommissie zal dit beklag om proceseconomische redenen zelf alsnog inhoudelijk beoordelen.

 

Bij uitspraak van 7 juli 2021 heeft de beklagcommissie bij de PI Krimpen aan den IJssel klagers beklag, gericht tegen zijn ‘afplaatsing’ van De Compagnie, gegrond verklaard en de directeur opgedragen om ‘zo spoedig mogelijk na verzending van de uitspraak een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak’. De beroepscommissie stelt vast dat de directeur aan deze opdracht gevolg heeft gegeven op 3 augustus 2021, nadat hij met klager in gesprek was gegaan (zie beklag a.). Mede gelet hierop acht de beroepscommissie de tijd die is verstreken tussen de uitspraak van de beklagcommissie (de verzenddatum daarvan was op 9 juli 2021) en de nieuwe beslissing van de directeur niet onredelijk. Het feit dat de directeur bij deze beslissing feiten en omstandigheden na 31 maart 2021 heeft betrokken, is dat evenmin.

 

De beroepscommissie zal daarom beklag b. ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

De beroepscommissie verklaart beklag b. ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 23 juni 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. S. Woudman-Bijl, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven