Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24736/GA, 23 juni 2023, beroep
Uitspraakdatum:23-06-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/24736/GA

 

Betreft [klager]

Datum 23 juni 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing van 2 augustus 2021 om hem niet terug te plaatsen naar De Compagnie.

 

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel heeft op 6 december 2021 het beklag ongegrond verklaard (IJ-2021-1046). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

 

Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De beoordeling

Het toewijzen van een verblijfsruimte aan gedetineerden, en daarmee het intern overplaatsen van gedetineerden naar een andere verblijfsruimte, is geregeld in artikel 16, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). De Pbw stelt geen (formele) eisen aan een dergelijke beslissing. Dat neemt niet weg dat een beslissing tot interne overplaatsing van een gedetineerde zorgvuldig tot stand dient te komen. Deze beslissing dient voldoende gemotiveerd te zijn, zodat voor de gedetineerde kenbaar is waarom hij wordt overgeplaatst.

 

De Compagnie betrof een projectafdeling waar het leef- en werkklimaat was ingericht op de zelfredzaamheid van daar verblijvende gedetineerden en op het vinden van een betaalde baan na detentie, onder (persoonlijke) begeleiding van vrijwilligers van Gevangenenzorg Nederland. Plaatsing op deze afdeling was mogelijk met goedkeuring van het multidisciplinair overleg en van Gevangenenzorg Nederland. Het karakter van deze afdeling bracht mee dat van ‘compagnons’ een grotere verantwoordelijkheid en daarmee een hogere gedragsstandaard werd gevraagd, om de doelstellingen van deze afdeling te kunnen waarmaken. Ook de algemene reinigingsploeg werd door gedetineerden van De Compagnie gerund.

 

Klager is op 31 maart 2021 ‘afgeplaatst’ van de afdeling De Compagnie in de PI Krimpen aan den IJssel, omdat hij niet ‘Compagnie-waardig’ gedrag heeft laten zien. In het dossier komt het beeld naar voren van een langdurige onrustige en onveilige sfeer op de afdeling, wat onder meer door klager werd veroorzaakt. Uit verschillende hoeken kwamen signalen van handel, afpersing en bedreiging door onder meer klager. Personeelsleden en ook medegedetineerden (De Compagnie is een kleinschalige afdeling) identificeerden hem als het ‘hoofd’ van deze groep. Klager liet verder ongewenst gedrag zien richting penitentiair inrichtingswerkers (piw-ers) en medewerkers bij Gevangenenzorg Nederland en heeft zo niet bijgedragen aan een positief leefklimaat op de afdeling. Zo heeft hij zich meerdere keren tegenover hen uitgedrukt in dwingende en beledigende bewoordingen.

 

Van belang is daarnaast dat klager – al vanaf het begin van zijn plaatsing op De Compagnie en terwijl hij zich nog in een proefperiode bevond – niet openstond voor bemiddeling/begeleiding bij het vinden van een baan. Ook was hij niet voorbereid op een arbeidsgesprek en liep het contact tussen hem en de bij hem persoonlijk betrokken vrijwilliger spaak. Dit alles past niet bij de doelstellingen van De Compagnie, die zich in het bijzonder richten op het vinden van een betaalde baan na detentie, onder (persoonlijke) begeleiding van vrijwilligers van Gevangenenzorg Nederland. Juist van ‘compagnons’ werd daarom een grotere verantwoordelijkheid en daarmee een hogere gedragsstandaard gevraagd. Na klagers overplaatsing naar een reguliere afdeling (naast twee andere gedetineerden; zie RSJ 23 juni 2023, 21/24737/GA en RSJ 23 juni 2023, 21/25069/GA) is de rust op de afdeling wedergekeerd.

 

De hierboven beschreven situatie blijkt uit het samenstel van de verslaglegging en verklaringen van de projectcoördinator van De Compagnie en dagrapportages van piw-ers. Dat vormt – anders dan namens klager in beroep wordt betoogd – in dit geval een deugdelijke en voldoende betrouwbare onderbouwing voor de beslissing van de directeur om klager niet naar De Compagnie terug te plaatsen. De bestreden beslissing is daarnaast voldoende zorgvuldig tot stand gekomen. De directeur heeft zijn beslissing genomen in overleg met het afdelingshoofd en met Gevangenenzorg Nederland, heeft (de redenen van) zijn beslissing in dit geval schriftelijk kenbaar gemaakt aan klager en is met hem in gesprek gegaan over zijn gedrag. Verder is tegemoetgekomen aan klagers belang bij het onderhouden van contact met zijn zoontje, nu hij kon blijven deelnemen aan de ouder-kinddagen van De Compagnie.

 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met aanvulling van de gronden.

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

 

Deze uitspraak is op 23 juni 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. S. Woudman-Bijl, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven