Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/22333/GA, 25 april 2023, beroep
Uitspraakdatum:25-04-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/22333/GA

               

Betreft [klager]

Datum 25 april 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld over het niet doorgeven van terugbelverzoeken van klagers raadsvrouw aan klager.

 

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel heeft op 12 juli 2021 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (IJ-2021-278). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

 

Klagers raadsvrouw, mr. B.N.R. Maenen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft op 16 februari 2021 beklag ingediend omdat de door de raadsvrouw uitgezette terugbelverzoeken vaak niet aan klager worden doorgegeven. De terugbelverzoeken zijn via het daarvoor bestemde e-mailadres bij de PI ingediend. De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk in zijn beklag verklaard omdat in het klaagschrift niet is vermeld op welke data de terugbelverzoeken zijn uitgezet. Voorts is het klaagschrift volgens de beklagrechter te laat ingediend, voor zover het gaat om terugbelverzoeken op of rond 5 februari 2021.

Uit jurisprudentie van de beroepscommissie blijkt dat het niet vermelden van een specifieke datum niet tot niet-ontvankelijkheid hoeft te leiden, zolang maar anderszins duidelijk is wanneer de gestelde voorvallen zich zouden hebben voorgedaan. Klager heeft in zijn klaagschrift duidelijk aangegeven dat in de periode van 29 januari 2021 tot en met 16 februari 2021 meerdere terugbelverzoeken niet aan hem zijn doorgegeven. Klager beperkt in beroep zijn klacht tot de zeer urgente terugbelverzoeken van 9, 11 en 15 februari 2021. Klager heeft op deze terugbelverzoeken niet gereageerd en heeft aangevoerd dat deze verzoeken niet aan hem zijn gecommuniceerd.

Op grond van artikel 39, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft een gedetineerde recht op ongestoord telefonisch contact met zijn raadsvrouw. Nu de directeur meerdere zeer urgente terugbelverzoeken niet heeft doorgegeven aan klager, heeft de directeur onzorgvuldig gehandeld waardoor voornoemd recht is geschonden. Klager persisteert in beroep bij zijn standpunt en verzoekt de beroepscommissie het beroep gegrond te verklaren en hem een passende tegemoetkoming toe te kennen.

 

Standpunt van de directeur

De directeur sluit zich aan bij de uitspraak van de beklagrechter.

 

3. De beoordeling

In beroep wordt het beklag opnieuw ten gronde beoordeeld. In beroep heeft klagers raadsvrouw het klaagschrift van 16 februari 2021 waarin wordt verwezen naar de periode van 29 januari tot en met 16 februari 2021 nader onderbouwd. Concreet verwijst klager in beroep naar de terugbelverzoeken van 9, 11 en 15 februari 2021 en stelt dat hierop niet (adequaat) is gereageerd. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft klager met deze aanvulling voldaan aan artikel 61, derde lid, van de Pbw waarin is bepaald dat het klaagschrift zo nauwkeurig mogelijk de beslissing waarover wordt geklaagd en de redenen van het beklag vermeldt. Het beklag is tevens binnen de in artikel 61, vijfde lid, van de Pbw genoemde termijn ingediend.  De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter daarom vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag. Om proceseconomische redenen zal de beroepscommissie het beklag in eerste en enige instantie inhoudelijk behandelen.

 

Op grond van artikel 39, vierde lid, in samenhang met artikel 37, eerste lid, aanhef en onder j, van de Pbw wordt de gedetineerde in staat gesteld met zijn rechtsbijstandsverlener telefonisch contact te hebben, indien hiervoor de noodzaak en de gelegenheid bestaat. De beroepscommissie heeft eerder overwogen dat indien door een advocaat aan een gedetineerde het verzoek wordt gedaan om telefonisch contact op te nemen, daarmee als uitgangspunt de noodzaak tot telefonisch contact voldoende vaststaat (bijvoorbeeld RSJ 20 september 2021, R-20/7337/GA).

De terugbelverzoeken zijn volgens klagers raadsvrouw via het daarvoor bestemde e-mailadres bij de PI ingediend. Bij de nadere gronden van het beroep heeft klagers raadsvrouw de per

e-mail verzonden terugbelverzoeken van 9, 11 en 15 februari 2021 gevoegd. In deze verzoeken stelt de raadsvrouw (ten overvloede) dat het een aangelegenheid betreft waarbij zij zeer urgent instructies van haar cliënt moet ontvangen ten behoeve van (één van) de lopende zaak/zaken.

In beroep heeft de directeur geen inhoudelijk verweer gevoerd. De beroepscommissie gaat derhalve uit van de juistheid van de stellingen van klager en concludeert dat de ten behoeve van klager ingediende terugbelverzoeken niet met hem zijn gecommuniceerd. Klagers recht als bedoeld in voornoemd artikel 39, vierde lid, van de Pbw is daarmee geschonden.

 

De beroepscommissie verklaart het beklag daarom gegrond. Nu de rechtsgevolgen niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €37,50 (driemaal €12,50).

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €37,50.

 

Deze uitspraak is op 25 april 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, mr. D. van der Sluis en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. R. Kokee, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven