Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/28532/TA (beroep klager) en 22/28657/TA (beroep hoofd van de instelling), 17 januari 2023, beroep
Uitspraakdatum:17-01-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          22/28532/TA en 22/28657/TA

  

Betreft [klager]

Datum 17 januari 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op de beroepen van het hoofd van FPC De Rooyse Wissel te Venray (hierna: de instelling) en […] (hierna: klager), namens hem ingediend door zijn raadsvrouw mr. S. Marjanović

 

1. De procedure

[klager] heeft beklag ingesteld over a. het niet betrachten van de zorgplicht op 17 november 2021 (RV 2021-443) en b. het niet kunnen luchten op 24 november 2021 (RV 2021-444).

De beklagcommissie bij de instelling  heeft op 15 juli 2022 het beklag met kenmerk RV 2021-443 gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €12,50 en het beklag met kenmerk RV 2021-444 gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €20,-. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Het hoofd van de instelling heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld (22/28657/TA). Klagers raadsvrouw heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld voor zover betrekking hebbend op de hoogte van de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkomingen (22/28532/TA).

De beroepscommissie heeft […], stafjurist bij de instelling, klager (digitaal) en zijn raadsvrouw gehoord op de zitting van 23 november 2022 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught.

Mevrouw S.L. van Woerden, lid van de RSJ, was als toehoorder aanwezig

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van het hoofd van de instelling

Klager had niet-ontvankelijk verklaard moeten worden in zijn beklag over het niet betrachten van de zorgplicht. Hoewel de instelling de foutieve uitvoering van haar beleid op 17 november 2021 betreurt, kan zij zich niet vinden in het oordeel van de beklagcommissie dat de zorgplicht is geschonden. De vergissing was slechts van korte duur en de verpleegden waren gesommeerd om mondkapjes te dragen en anderhalve meter afstand te houden. Ondanks dat niet alle verpleegden op hun kamer verbleven, heeft de instelling dus wel de zorgplicht in acht genomen en (andere) maatregelen getroffen om verdere verspreiding van het coronavirus te voorkomen. Het beklag richt zich daarom tegen de wijze waarop de zorgplicht is uitgevoerd, wat niet vatbaar voor beklag is.

Het beklag over het niet luchten moet alsnog ongegrond worden verklaard. Klagers blokken over de maand november zijn volledig uitbetaald, waarmee hij voldoende is gecompenseerd. Klager heeft ondanks de quarantaine niet minder uitbetaald gekregen. Hij heeft financieel geen nadeel ondervonden door de quarantaine.

Indien de beroepscommissie anders beslist, kan de instelling zich niet verenigen met de hoogte van de toegekende tegemoetkoming. De beklagcommissie heeft een tegemoetkoming toegekend van €20,- voor twee gemiste luchtmomenten, op 24 en 25 november 2021. Tijdens de beklagzitting is vastgesteld dat de klacht op 24 november 2021 (per e-mail) is ingediend. De klacht heeft daarom geen betrekking op het luchtmoment van 25 november 2021. De tegemoetkoming dient daarom beperkt te worden tot het gemiste luchtmoment op 24 november 2021.

 

Standpunt van klager

Hetgeen namens klager in de beklagprocedure naar voren is gebracht dient als herhaald en ingelast te worden beschouwd. Aan klager is vanwege schending van de zorgplicht door de instelling een tegemoetkoming van €12,50 toegekend. Klager vindt dat een hogere tegemoetkoming op zijn plaats is omdat sprake is van een grove schending van de zorgplicht waardoor verpleegden en het personeel aan grote gezondheidsrisico’s zijn blootgesteld. Gelet op de ernst van het coronavirus in de desbetreffende periode en het feit dat klager behoort tot de kwetsbare groep personen voor wie de gevolgen van een besmetting met het coronavirus een enorm gezondheidsrisico is, heeft de instelling zeer onzorgvuldig, tegen de richtlijnen in, gehandeld. Klager heeft een ernstige vorm van COPD en heeft grote zorgen om zijn gezondheid gehad, zeker toen hij op 23 november 2021 ook positief testte op het coronavirus. Klager stelt dat de besmetting het gevolg is van het onzorgvuldig handelen van de instelling door daags ervoor besmette medeverpleegden niet in quarantaine te plaatsen en op de afdeling van klager te laten zijn. Voordat de afdeling in quarantaine ging, mocht iedereen gewoon op de afdeling rondlopen. Niet is gezegd dat anderhalve meter afstand gehouden moest worden en een mondkapje gedragen moest worden, anders was klager niet in beklag gegaan.

Voorts acht klager de aan hem toegekende tegemoetkoming van €20,- wegens schending van zijn recht om te luchten te laag. De instelling heeft niet aangevoerd dat de risico’s van het luchten te groot waren, maar alleen dat het luchten organisatorisch niet te doen was. Volgens de beklagcommissie heeft klager twee dagen -  op 24 november 2021 en vier dagen later - niet kunnen luchten. Klager heeft echter in beklag bedoeld te zeggen dat hij op

24 november 2021 en vier dagen daarna, dus gedurende vijf dagen tijdens de quarantaine niet heeft kunnen luchten. De omstandigheid dat klager compensatie heeft gekregen voor de blokken die hij heeft moeten missen, is geen compensatie voor het niet kunnen luchten.

 

3. De beoordeling

Beklag onder a.

Als onweersproken staat vast dat op 17 november 2021 drie verpleegden van klagers afdeling met het coronavirus waren besmet en in quarantaine hoorden te verblijven, maar door een fout van het afdelingshoofd, in strijd met de geldende richtlijnen, op de afdeling hebben verbleven. Volgens de instelling is dit van korte duur geweest en waren de verpleegden gesommeerd anderhalve meter afstand te bewaren en een mondkapje te dragen, wat door klager wordt bestreden. Wat daarvan ook zij, voldoende aannemelijk is geworden dat de instelling zich (tijdelijk) niet heeft gehouden aan de landelijke richtlijnen en het eigen beleid om de verspreiding van het coronavirus binnen de afdeling en daarmee mogelijk verder binnen de instelling te voorkomen. Daarmee is naar het oordeel van de beroepscommissie sprake van het niet betrachten van de uit de richtlijnen en het beleid volgende zorgplicht (verdere) besmettingen te voorkomen. Hierbij is van belang dat sprake is van een kwetsbare populatie binnen tbs-instellingen in het algemeen en een kwetsbare gezondheid van klager, die COPD heeft, in het bijzonder. Niet is vast te stellen, maar ook niet uit te sluiten dat klagers positieve test op 23 november 2021 daarvan het gevolg is geweest. Voor zover maatregelen zoals het houden van anderhalve meter afstand en het dragen van een mondkapje zijn genomen, zijn dat geen afdoende maatregelen binnen de in november 2021 geldende richtlijnen die in geval van besmetting quarantaine voorschrijven. Daarom heeft de beklagcommissie op juiste gronden klager in zijn beklag ontvangen en het beklag gegrond verklaard.

De beroepscommissie kan zich verenigen met de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming. Hoewel zeer begrijpelijk is dat klager zich vanwege zijn COPD ernstige zorgen heeft gemaakt over besmetting met het coronavirus, is gebleken dat klager weliswaar besmet is geraakt met het coronavirus, maar is niet gesteld of gebleken dat klager door het niet naleven van de landelijke richtlijnen en het beleid van de instelling daadwerkelijke gezondheidsschade heeft opgelopen.

De beroepen van het hoofd van de instelling en klager betreffende het beklag onder a. zullen daarom ongegrond worden verklaard.

 

Beklag onder b.

De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk geworden dat klagers beklag ziet op het op 24 tot en met 28 november 2021 niet kunnen luchten als gevolg van de quarantainemaatregel.

Zoals in RSJ 31 augustus 2021, 21/21481/TA in een beroepszaak van een andere verpleegde in een andere instelling is overwogen, kan een besmetting met het coronavirus op de afdeling van een klager worden aangemerkt als een zodanig gevaarzettende omstandigheid dat die een beperking op het recht op luchten van klager tijdens de quarantainemaatregel kan rechtvaardigen. Het laten doorgaan van het luchten van de gehele afdeling of individuele verpleegden gedurende de quarantainemaatregel moet in het belang van de bescherming van de gezondheid van verpleegden en personeel onverantwoord worden geacht als het redelijkerwijs organisatorisch in de instelling niet valt te regelen om klager (en medeverpleegden) individueel te laten luchten, zoals door de instelling is gesteld en wat voldoende aannemelijk is te achten.

In beide beroepen is aan de orde of de instelling voldoende inspanningen heeft verricht om klager een passende compensatie te bieden voor het feit dat hij tijdens de quarantainemaatregel gedurende vijf dagen niet heeft kunnen luchten.  De beklagcommissie heeft een tegemoetkoming van €20,- toegekend omdat niet is gebleken van een compensatie voor het missen van twee luchtmomenten. De instelling heeft onweersproken verklaard dat klager volledig is gecompenseerd voor de tijdens de maatregel gemiste blokken. Anders dan namens klager is aangevoerd, kan een dergelijke compensatie wel degelijk deels als een vorm van compensatie voor het niet kunnen luchten worden aangemerkt, zoals ook in bovengenoemde uitspraak RSJ 31 augustus 2021, 21/21481/TA aan de orde was. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan dit echter, anders dat de instelling stelt, niet als een voldoende compensatie voor het niet kunnen luchten worden aangemerkt. De beroepscommissie zal daarom een hogere tegemoetkoming vaststellen dan de beklagcommissie heeft gedaan, maar acht een lagere tegemoetkoming passend dan klager nu hij gecompenseerd is voor tijdens de maatregel gemiste arbeidsblokken.

Het beroep van het hoofd van de instelling zal daarom ongegrond worden verklaard. Het beroep van klager zal gegrond worden verklaard en de beroepscommissie zal de hoogte van de tegemoetkoming vaststellen op €50,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart beide beroepen betreffende het beklag onder a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

 

De beroepscommissie verklaart het beroep van het hoofd van de instelling betreffende het beklag onder b. ongegrond, verklaart het beroep van klager betreffende het beklag onder b. gegrond, en vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daarbij aan klager een tegemoetkoming is toegekend. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €50,-.

 

 

Deze uitspraak is op 17 januari 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter,
mr. drs. L.C. Mulder en mr. dr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven