Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/26842/GM, 16 januari 2023, beroep
Uitspraakdatum:16-01-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          22/26842/GM

    

          

Betreft [Klager

Datum 16 januari 2023

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klagers raadsvrouw, mr. J.J. Serrarens, heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat een sociaal psychiatrisch verpleegkundige zich heeft voorgedaan als psycholoog en dat hij ondanks zijn psychische problematiek geen contra indicatie krijgt voor een meerpersoonscel (MPC).

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager en zijn raadsvrouw gehoord op de zitting van 9 december 2022 in het Justitieel Complex (JC) Zaanstad. De inrichtingsarts heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft bij binnenkomst in de PI direct duidelijk gemaakt dat hij kampt met verschillende problemen. Klager heeft last van nachtmerries. Daarnaast herbeleeft hij zijn traumatische klachten en is hij bang voor represailles vanwege het door hem gepleegde delict. Als hij met een medegedetineerde een cel deelt, verergeren deze klachten en kan hij nauwelijks slapen. Deze klachten zijn ontstaan na het delict waarvoor hij is veroordeeld. Klager verbleef eerder in de PI Lelystad, waar hij om deze redenen wel in een eenpersoonscel (EPC) werd geplaatst.

Uit het medisch dossier blijkt niet eenduidig welke diagnose bij klager is gesteld. Op 24 januari 2022 is in het medisch dossier genoteerd dat er topiramaat is voorgeschreven, maar ook dat het weer is gestopt. Er staat verder dat klager lijdt aan een posttraumatische stressstoornis (PTSS) en dat hij persoonlijkheidsproblematiek heeft. De psycholoog met wie klager als laatste heeft gesproken, heeft echter tegen klager gezegd dat er geen sprake is van chronische psychiatrische klachten. Het blijft evenwel onduidelijk wat de psycholoog heeft geconstateerd. Deze psycholoog heeft op 14 juni 2022 wel een brief gestuurd naar de directeur, waarin – kort gezegd – staat opgenomen dat de stress over een mogelijke MPC plaatsing veel impact heeft op klager en ook een factor kan zijn voor het in stand houden van zijn traumaklachten. Een plaatsing op een EPC zou een positief effect hebben op het algehele functioneren van klager.

Klager heeft eerder met een gedragsdeskundige gesproken. Klager is doorverwezen door de inrichtingsarts naar de psycholoog. De vrouw met wie hij dat gesprek had deed zich voor als psycholoog, maar was een sociaal psychiatrisch verpleegkundige. Zij heeft de indruk gewekt psycholoog te zijn, maar het is niet helemaal duidelijk of dit ook zo tegen klager is gezegd. Klager heeft op de afdeling ook van anderen gehoord dat zij psycholoog is.

In het eerste gesprek met de sociaal psychiatrisch verpleegkundige werd al direct tegen klager gezegd dat aan hem geen contra-indicatie kan worden gegeven. Na het derde gesprek met deze verpleegkundige heeft klager gezegd dat hij er met haar niet uitkomt. Vervolgens is klager door haar verwezen naar de psychiater. Klager heeft niet het idee gehad dat hij in zijn klachten serieus is genomen. Klager is ook doorverwezen naar een andere psycholoog voor EMDR-therapie. Deze therapievorm heeft niet plaatsgevonden. Klager heeft maar kort met deze psycholoog kunnen spreken.

Klager heeft nog niet in een MPC gezeten. Zijn belang bij het beroep is gelegen in het gegeven dat hij veel stress ervaart en dat zijn klachten niet serieus genomen worden.

 

Standpunt van de inrichtingsarts

De psycholoog heeft meerdere keren met klager gesproken en heeft aangegeven dat er geen contra-indicatie bestaat voor een MPC. Verder is er geen reden waarom een sociaal psychiatrisch verpleegkundige zich als psycholoog zou voordoen.

 

3. De beoordeling

De rol van de sociaal psychiatrisch verpleegkundige

Klager stelt dat tijdens diverse gesprekken met een sociaal-psychiatrisch verpleegkundige deze verpleegkundige zich aanvankelijk zou hebben voorgedaan als psycholoog.

 

De beroepscommissie heeft ter zitting verzocht aan klager om deze stelling nader te onderbouwen.

Mede gelet op wat ter zitting is besproken, is naar het oordeel van de beroepscommissie niet aannemelijk geworden dat de betrokken sociaal-psychiatrisch verpleegkundige zich als psycholoog heeft voorgedaan. Dat klager op de afdeling van anderen gehoord zou hebben dat de desbetreffende medewerker zich als psycholoog voordoet, is – wat hier ook van zij – niet voldoende om tot een ander oordeel te komen. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

 

Het niet krijgen van een contra-indicatie voor een MPC

Op de in artikel 11a, tweede lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden genoemde gronden kan de directeur van de inrichting besluiten dat een gedetineerde ongeschikt is in een MPC te worden geplaatst. De directeur kan deze beslissing nemen op basis van adviezen van de medische dienst, het multidisciplinair overleg en/of het psycho-medisch overleg.

De beroepscommissie zal op basis van het medisch dossier en de door klager en de inrichtingsarts ingenomen standpunten en overgelegde stukken nagaan of de inrichtingsarts medisch zorgvuldig heeft gehandeld door klager geen contra-indicatie voor een MPC te verstrekken.

Uit het medisch dossier leidt de beroepscommissie af dat bij klager PTSS en persoonlijkheidsproblematiek zijn gediagnosticeerd. Klager heeft zijn psychologische problematiek ter zitting nader geconcretiseerd. Hoewel deze problematiek niet direct hoeft te leiden tot een contra-indicatie voor een MPC, had zij naar het oordeel van de beroepscommissie wel aanleiding moeten zijn om nader onderzoek te doen naar klagers geschiktheid voor plaatsing in een MPC. Daarbij slaat de beroepscommissie ook acht op een ter zitting overgelegde print van een e-mailbericht van 14 juni 2022 van een andere inrichtingspsycholoog. Hoewel deze e-mail dateert van na het indienen van de klacht, wordt in het bericht klagers al langer bestaande psychische situatie beschreven. De mogelijkheid van een MPC plaatsing levert stress op en heeft veel impact op klagers dagelijks functioneren. Het is een factor waardoor de traumaklachten aanhouden. Ook is het lastig om een geschikte medegedetineerde te vinden met wie klager op één cel kan worden geplaatst. Van belang is verder dat klager in andere inrichtingen wel op een EPC heeft verbleven. Hoewel de directeur niet verplicht is om dit oordeel van een andere directeur over te nemen, vormt in dit geval de beslissing uit de vorige PI wel extra aanleiding om verder onderzoek naar de geschiktheid voor een MPC te doen. Pas op basis van dit nadere onderzoek naar het psychische functioneren van klager, had een advies aan de directeur over de geschiktheid van klager voor een MPC kunnen worden gegeven.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is door of namens de inrichtingsarts niet een deugdelijk advies aan de directeur over de (on)geschiktheid van klager voor plaatsing in een MPC uitgebracht. 

Gelet hierop moet het handelen van de inrichtingsarts worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €50, .

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond voor zover dit ziet op het niet geven van een contra-indicatie voor een MPC. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €50,-.

 

De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 16 januari 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. B.A. Geurts en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven