Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/29195/TA, 9 januari 2023, beroep
Uitspraakdatum:09-01-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          22/29195/TA   

           

Betreft [klager]

Datum 9 januari 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager en zijn raadsvrouw hebben afzonderlijk beklag ingesteld tegen het opschorten van klagers transmuraal verlof op 24 februari 2022.

De beklagcommissie bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal (hierna: de instelling) heeft op 24 augustus 2022 het beklag ongegrond verklaard (K 2022-96) en klager niet-ontvankelijk verklaard in het andere beklag (K 2022-112). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. S. Marjanovic, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en […], hoofd behandeling, en […], jurist, beiden werkzaam bij de instelling, gehoord op de zitting van 7 december 2022 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught.

Mr. G.J.M. Ankersmit, secretaris bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Er is sprake van een grove overschrijding van de beslistermijn door de beklagcommissie. Klager meent dat hem alleen al om die reden een tegemoetkoming dient te worden toegekend.

Klager vindt dat zijn klacht ten onrechte ongegrond is verklaard. Klager stelt zich op het standpunt dat hij vanaf het begin openheid van zaken heeft gegeven en geen voorwaarden van zijn transmuraal verlof heeft overtreden. Het was bij zijn behandelteam bekend dat hij voornemens was om rijlessen te volgen. Hier had hij ook toestemming voor. Het geld dat hij heeft overgemaakt was ook bedoeld voor de betaling van zijn rijlessen, hetgeen hij ook aan het team heeft verteld. Hij kon geen factuur overleggen, omdat er nog geen factuur was. Hij heeft uitvoerig uitgelegd waarom het geld is overgemaakt en wat het doel daarvan was. Het was dan ook niet nodig om hem in de instelling terug te plaatsen.

Kort na zijn terugplaatsing in de instelling, is in de kamer van klager volgens de instelling ketamine gevonden. Hiervan is aangifte gedaan bij de politie. Klager heeft hierop geen nieuwe beslissing ontvangen met betrekking tot zijn verlof, maar het is evident dat de grondslag van het voortduren van de opschorting van verlof is verschoven naar deze verdenking. Er had hem dan ook een nieuwe beslissing moeten worden uitgereikt met de aanvullende toelichting over het voortduren van de opschorting van verlof. Op 7 april 2022 is aan de instelling bekend gemaakt dat het aangetroffen poeder geen ketamine betreft maar zetmeel. Het voortduren van de maatregel na deze datum is dan ook onredelijk of onbillijk te noemen.

Ondanks dat klager maandenlang aan hele zware maatregelen onderworpen is geweest, ten onrechte is beschuldigd van het bezit van ketamine en geen enkel vertrouwen van de instelling heeft gekregen, is hij steeds in gesprek en in samenwerking met de instelling gebleven. Ook om die reden is het voortduren van de maatregel onredelijk en dient zijn beroep gegrond te worden verklaard.

 

Standpunt van het hoofd van de instelling

Namens het hoofd van de instelling is verwezen naar hetgeen reeds in de beklagprocedure naar voren is gebracht. De beslissing van 24 februari 2022 om klagers transmuraal verlof op te schorten en hem voor een time-out terug te plaatsen in de instelling is niet onredelijk of onbillijk. Dit geldt ook voor het voortduren ervan, omdat klager geen dan wel onvoldoende openheid heeft gegeven over zijn financiën en het van zijn betaalrekening opnemen van een groot geldbedrag van zijn bankrekening.

 

3. De beoordeling

Namens klager is op 3 maart 2022 pro forma een beklag ingediend, gevolgd door de beklaggronden op 21 maart 2022. Vervolgens heeft klager op 14 maart 2022 nog een klaagschrift ingediend. De klaagschriften zijn ter zitting van 8 juni 2022 behandeld en op 24 augustus 2022 heeft de beklagcommissie uitspraak gedaan. De beklagcommissie heeft aldus het beklag niet afgedaan binnen de in het eerste lid van artikel 65 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) vermelde termijn. Nu de wetgever aan de overschrijding van de wettelijke termijn geen sanctie heeft verbonden, kan worden volstaan met de constatering dat het tijdsverloop tussen klacht en uitspraak in eerste aanleg te lang is.

Op grond van artikel 50, derde lid, Bvt kan het hoofd van de instelling het verlof intrekken, indien dit noodzakelijk is met het oog op de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen of indien de ter beschikking gestelde een bepaalde voorwaarde niet nakomt.

Uit de stukken en de toelichting namens het hoofd van de instelling op zitting komt naar voren dat klager één van zijn verlofvoorwaarden, het verstrekken van duidelijkheid over zijn financiën, niet is nagekomen. De beroepscommissie is van oordeel dat het hoofd van de instelling zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat het noodzakelijk was het transmuraal verlof van klager op te schorten. Aan de opschorting is een zorgvuldige afweging voorafgegaan en de beslissing van het hoofd van de instelling kan aldus niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Ook de duur van de opschorting is niet onredelijk of onbillijk lang, gelet op de wisselende verhalen van klager en de duur van het onderzoek. Van een andere grondslag voor het voortduren van de opschorting is overigens geen sprake, nu een van de andere voorwaarden, opgenomen in de schriftelijke mededeling van de beslissing, het zich onthouden van criminele gedragingen of vermoedens daarvan betreft. De beroepscommissie is van oordeel dat het aantreffen van een poeder in de kartonnen binnenkant van een keukenrol in klagers kamer daarom eveneens de voortduring van de opschorting van klagers verlof rechtvaardigde.

 

De beroepscommissie is voorts van oordeel dat klager terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag met kenmerk K 2022-112, nu dit beklag ziet op hetzelfde als het beklag met kenmerk K 2022-96.

 

De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

 

 

Deze uitspraak is op 9 januari 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter,
mr. drs. F.M.J. Bruggeman en mr. A. van Holten, leden, bijgestaan door mr. C.K. van Dijk, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven