Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24850/GA, 6 januari 2023, beroep
Uitspraakdatum:06-01-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          21/24850/GA

   

           

Betreft [klager]

Datum 6 januari 2023

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

 

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege het weigeren van werk, het beledigen, uitschelden en kwetsen van personeel en het verstoren van de rust en de orde in inrichting, ingegaan op 9 november 2021.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel heeft op 8 december 2021 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (IJ-2021-1594). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. K.A. Krikke, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Namens klager is op 15 november 2021 tijdig geklaagd tegen de beslissing, ingegaan op 9 november 2021, inhoudende een verblijf van vijf dagen op eigen cel. In reactie op het klaagschrift is niet – zoals verzocht – het dossier verstrekt, noch is gevraagd om het bezwaar te verduidelijken. In het bezwaarschrift is expliciet gevraagd om het besluit aan de gemachtigde te doen toekomen, waarna zo nodig een nadere toelichting op het bezwaarschrift zou kunnen worden gegeven, maar die stukken zijn nooit verstrekt, waardoor uiteraard ook geen nadere toelichting heeft kunnen volgen.

De beklagrechter heeft, zonder over het besluit te beschikken en zonder mondelinge behandeling, gemeend een oordeel te kunnen geven. Klager is het er niet mee eens dat de beklagcommissie zijn klacht niet inhoudelijk heeft beoordeeld. 

Klager voelt zich onheus bejegend, niet gehoord en niet gewaardeerd. Onder druk zijn er woorden gevallen van de kant van (zo begrijpt de beroepscommissie) de arbeidsmedewerker en van klagers kant. Naar aanleiding daarvan is de disciplinaire straf aan klager opgelegd.

Gelet hierop wordt verzocht het beroep gegrond te verklaren, de bestreden beslissing te vernietigen, de verweerder (de beroepscommissie begrijpt: de directeur) te veroordelen in de kosten en aan klager een schadevergoeding toe te kennen.

 

Standpunt van de directeur

De directeur heeft aangegeven zich aan te sluiten bij de uitspraak van de beklagrechter.

 

3. De beoordeling

Voor zover namens klager is geklaagd over de procedure bij de beklagrechter gaat de beroepscommissie hieraan voorbij, nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.

 

Ontvankelijkheid van klager in het beklag

Namens klager is op 15 november 2021 beklag ingesteld tegen de beslissing, ingegaan op 9 november 2021, om aan klager een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel op te leggen. Klagers raadsman geeft in het klaagschrift aan nog niet over de beslissing en het onderliggende dossier te beschikken en behoudt zich het recht voor om het beklag op een later moment aan te vullen. Naar aanleiding hiervan is klagers raadsman op 15 november 2021 bericht dat het klaagschrift is ontvangen en dat klagers raadsman binnenkort nader bericht ontvangt over de afhandeling van de klacht. Tevens is op diezelfde datum een brief naar klagers raadsman verzonden met een verzoek om binnen zeven werkdagen na ontvangst van de brief de gronden van het beklag kenbaar te maken. Ook staat in die brief dat niet aan het verzoek tot het versturen van onderliggende stukken kan worden voldaan, omdat de beklagrechter die niet heeft. Toegelicht is dat de raadsman nadere stukken bij klager kan opvragen.

De beroepscommissie overweegt dat op grond van het klaagschrift in combinatie met de schriftelijke mededeling van de disciplinaire straf voldoende nauwkeurig is waarover klager klaagt. Naar het oordeel van de beroepscommissie lag het vervolgens op de weg van de beklagrechter om de raadsman het onderliggende dossier te doen toekomen ter aanvulling van de gronden van het beklag (vgl. RSJ 16 november 2021, R-20/6733/GA). Nu de beklagrechter hieraan kennelijk niet heeft voldaan, kan het niet aan klager worden tegengeworpen dat hij zijn gronden niet (tijdig) heeft ingediend.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie klager alsnog in zijn beklag ontvangen. De beroepscommissie zal het beklag om proceseconomische redenen als enige en hoogste instantie afdoen.

 

Inhoudelijk

Aan klager is op 9 november 2021 een rapport aangezegd wegens werkweigering, opruiend gedrag en het uitschelden van personeel.

De beroepscommissie heeft in RSJ 31 oktober 2022, 21/24324/GA geoordeeld dat na het vervallen van de arbeidsplicht – per 1 juli 2021 – het niet deelnemen aan de arbeid niet langer kan worden aangemerkt als strafwaardig gedrag als bedoeld in artikel 50 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Gelet hierop kon aan klager geen disciplinaire straf worden opgelegd vanwege werkweigering.

Naar het oordeel van de beroepscommissie kan dit echter niet zonder meer tot een gegrondverklaring van het beklag leiden, nu het rapport tevens aan klager is aangezegd vanwege opruiend gedrag en uitschelden van het personeel. Gelet op de inhoud van het schriftelijk verslag is naar het oordeel van de beroepscommissie sprake van strafwaardige gedragingen in de zin van artikel 50, eerste lid, van de Pbw, waarvoor aan klager een disciplinaire straf kon worden opgelegd. De beroepscommissie acht de duur van de disciplinaire straf, ook voor enkel deze strafwaardige gedragingen, proportioneel. Nu de oplegging van de disciplinaire straf niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt, zal de beroepscommissie het beklag ongegrond verklaren.

 

Ten aanzien van het verzoek om de directeur in de proceskosten te veroordelen, geldt dat de Pbw een dergelijke mogelijkheid niet kent.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 6 januari 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.B. Oreel, voorzitter,
mr. E. Dinjens en mr. R.H. Koning, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven