Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/27034/GA, 22 februari 2023, beroep
Uitspraakdatum:22-02-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/27034/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    22 februari 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de directeur)

1. De procedure
[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de verlenging van de maatregelen op 28 januari 2022, die hem in verband met zijn status als gedetineerde met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-maatregelen) zijn opgelegd.

De beklagcommissie bij de PI Vught heeft op 13 april 2022 het beklag gegrond verklaard en de directeur opgedragen een nieuwe beslissing te nemen (VU 2022/000176). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de jurist bij de PI Vught, in bijzijn van een collega, namens de directie, en klager en zijn gemachtigde  […] gehoord op de zitting van 25 november 2022 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught.
Twee leden van de RSJ waren als toehoorder aanwezig.

Het lid van de beroepscommissie mr. A.M.G. Smit, was niet ter zitting aanwezig, maar leest en beslist op de stukken mee. 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
Klager wordt verdacht van het plegen van meerdere zeer ernstige feiten en het hebben van een opdrachtgevende en/of voorbereidende rol binnen een crimineel samenwerkingsverband. Dit samenwerkingsverband is verantwoordelijk voor meerdere liquidaties, drugshandel en drugssmokkel waarbij gewelddadige liquidaties niet worden geschuwd. Hierdoor rust op klager een latente liquidatiedreiging. Voorts beschikt het samenwerkingsverband over veel geld, macht en middelen waardoor klager mogelijk in staat kan worden geacht te vluchten. Klager staat op de GVM-lijst en het monitoren van de contacten met buiten zijn dan ook gezien de informatie, van groot belang. Om deze redenen zijn aan klager toezichtmaatregelen opgelegd om zijn contacten met de buitenwereld te monitoren. Dit in het belang van de orde en veiligheid van zowel de penitentiaire inrichting als de maatschappij. 
De beklagcommissie gaat voorbij aan het feit dat klager iedere week bezoek ontvangt van zijn familie. Gezien het feit dat deze gesprekken opgenomen dienen te worden en indien nodig verzonden dienen te worden aan het GRIP, heeft klager individueel bezoek. Dit vindt iedere week plaats in een daartoe geschikte spreekkamer. Daarnaast kan klager iedere week beeldbellen met zijn familie. Daarmee wordt ruimschoots voldaan aan de wettelijke vereisten van artikel 38 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). 
Over de opmerking van de beklagcommissie dat er tweemaal bezoek onder toezicht heeft plaatsgevonden, maar dat het onduidelijk is of dit structureel kan worden ingepland, merkt de directeur op dat dit de ouderkinddag (OKD) betreft. Gezien het feit dat ook dit voor klager individueel dient plaats te vinden, wordt dit georganiseerd in een aparte ruimte, gescheiden van de overige gedetineerden. De bedoeling van de OKD is dat de vrouw van klager de kinderen brengt en vervolgens later weer bij de inrichting komt ophalen. In 2021 is hier eenmalig een uitzondering op gemaakt door de vrouw van klager ook toe te laten bij het OKD. Aan klager is uitgelegd dat de volgende OKD buiten aanwezigheid van zijn vrouw zou gaan plaatsvinden. Vervolgens is er een aanvraag gedaan op 30 november 2021. Echter, de vrouw van klager wilde niet dat de kinderen zonder haar aanwezigheid deelnamen aan de OKD. De OKD is toen geannuleerd. Daarbij dient opgemerkt te worden dat de partner en zijn kinderen deel kunnen nemen aan de wekelijkse reguliere bezoekmomenten. Na de verlenging van de toezichtmaatregelen d.d. 28 januari 2022 heeft de directeur klager toegezegd dat hij nog eenmaal een OKD zou krijgen waarbij zijn vrouw aanwezig mocht zijn om de huidige situatie met het gezin te kunnen bespreken. 
Aan klager is dus in februari 2022 nog eenmaal een OKD toegekend waarbij zijn vrouw ook is toegelaten. Daarna heeft er nog een gesprek plaatsgevonden tussen klager, het afdelingshoofd en de casemanager. Er is aan klager uitgelegd dat bij een OKD zijn vrouw niet meer wordt toegelaten. De vrouw van klager wil de kinderen niet achterlaten bij een OKD. Zij wil hierbij aanwezig zijn. Dit is niet de bedoeling van een OKD en ook bij andere gedetineerden worden er geen partners toegelaten. Klager zou dit met zijn vrouw overleggen, waarna niets meer is vernomen van klager omtrent de OKD. 
Ten aanzien van de belduur merkt de directeur op dat klager vijfmaal per week vijftien minuten mag telefoneren. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de wettelijke vereisten van artikel 39 van de Pbw. 
Ter zitting is namens de directie toegelicht dat bij de OKD de opzet is dat dit zonder de aanwezigheid van de moeder plaatsvindt. Er is voor klager drie of vier keer een uitzondering gemaakt zodat hij zijn kinderen met zijn vrouw kon zien. Er is gesproken over de mogelijkheid van OKD-begeleiding door Humanitas. Klagers vrouw wilde niet dat de kinderen werden overgedragen aan een vreemde in de PI. Vanuit de directie is er veel aandacht voor de verzoeken van klager om zijn kinderen te zien, waarbij het belang van klager wordt meegewogen. Dat blijkt uit de omstandigheid dat klager mag beeldbellen, uit de hoeveelheid belminuten en dat drie of vier keer een OKD heeft plaatsgevonden waarbij de moeder aanwezig mocht zijn. De kinderen kunnen ook op zaterdag op regulier bezoek komen. Er worden nog steeds inspanningen verricht en er wordt gekeken naar mogelijkheden om een OKD, binnen de gegeven beperkingen, alsnog te kunnen realiseren. 
Standpunt van klager
De gemachtigde van klager heeft overeenkomstig haar overgelegde pleitnotities – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat de noodzaak tot het opleggen van de toezichtmaatregelen niet blijkt. Daarnaast heeft de directeur een onjuiste belangenafweging gemaakt en maken de maatregelen  een ongerechtvaardigde inbreuk op de rechten van klager. Klager is vader van drie jonge kinderen en vijftien minuten bellen per dag maakt het onderhouden van een goede band heel moeilijk. Klager mocht zijn wensen opgeven en mogelijke datums, maar de directeur heeft zich niet voldoende ingespannen om voor hem een OKD te organiseren. 

De noodzaak tot het opleggen van maatregelen is enkel gebaseerd op de GVM-status en het GRIP-rapport. Gelet op het verstrijken van de tijd dienen de belangen van klager zwaarder te wegen. Er is een schrijnende situatie ontstaan met betrekking tot zijn familiebezoek en de maatregelen maken een inbreuk op de persoonlijke integriteit en het recht op family life ex artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Klager staat open voor een gesprek met de directeur om tot een duurzame oplossing te komen. Klagers gemachtigde heeft daarnaast een brief van de vrouw van klager aan de beroepscommissie toegezonden. Klager is inmiddels veroordeeld en daartegen is hoger beroep ingesteld. 

Klager heeft ter zitting aangegeven dat hij in de afgelopen zeventien maanden vier keer zijn kinderen met zijn vrouw erbij heeft kunnen zien in de familiekamer, maar dat hem vervolgens is verteld dat dit niet meer ging gebeuren. Zijn kinderen zouden gemonitord worden, maar dat is volgens klager niet nodig. De vrouw van klager wilde de kinderen niet achterlaten in een kale cel, het is niet zo dat ze de kinderen niet bij klager wilde achterlaten. Klager wil zijn kinderen in een kindvriendelijke ruimte kunnen ontvangen en zijn kinderen op schoot kunnen nemen. In de inrichtingen waar hij eerder verbleef was dat wel mogelijk en daar mocht hij ook meer bellen. Een andere GVM-gedetineerde mag zeven keer vijftien minuten bellen. 

3. De beoordeling
De directeur kan toezichtmaatregelen opleggen aan een gedetineerde die is geplaatst op de GVM-lijst, als dit noodzakelijk is in verband met de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting. Voordat de directeur hiertoe beslist dient hij of zij een eigen belangenafweging te maken over de noodzaak van die toezichtmaatregelen. De beslissing moet worden genomen op basis van (ten minste) de informatie van het GRIP, de visie van de directeur en de informatie die de gedetineerde verschaft tijdens het horen door de directeur. De beslissing dient te worden onderbouwd met schriftelijke verslaglegging en dient te worden getoetst op basis van ook voor de gedetineerde voldoende inzichtelijke criteria. De enkele verwijzing naar de plaatsing van een gedetineerde op de GVM-lijst volstaat niet. 

Het verdient de voorkeur dat bovenstaande informatie en vooral de belangenafweging van de directeur zo duidelijk en zo volledig mogelijk in de beslissing naar voren komen. Dat maakt de beslissing begrijpelijk en op die manier kunnen de beklag- en beroepscommissie de beslissing toetsen. Nadere informatie of afwegingen kunnen evenwel ook naar voren worden gebracht in de beklag- dan wel beroepsprocedure. 

Klager is op de GVM-lijst geplaatst vanwege de indicaties vluchtgevaar, criminele organisatie, mediagevoeligheid, liquidatiegevaar en voortgezet crimineel handelen in detentie. De directeur heeft aan klager – onder meer vanwege zijn plaatsing op de GVM-lijst met het risicoprofiel ‘hoog’ - voor een periode van drie maanden, van 28 januari 2022 tot 28 april 2022, toezichtmaatregelen opgelegd. 

In de schriftelijke mededeling en de inlichtingen van de directeur wordt verwezen naar de feiten die het volgens de directeur noodzakelijk maken de toezichtmaatregelen op te leggen om klagers contacten met de buitenwereld te monitoren. De directeur verwijst naar meerdere zeer ernstige feiten waarvan klager wordt verdacht en het hebben van een opdrachtgevende en/of voorbereidende rol binnen een crimineel samenwerkingsverband, dat verantwoordelijk is voor meerdere liquidaties, drugshandel en drugssmokkel. Voorts beschikt het samenwerkingsverband over veel geld, macht en middelen waardoor klager mogelijk in staat kan worden gesteld te vluchten, aldus de directeur.

De beroepscommissie begrijpt dat klager in het bijzonder opkomt tegen de maatregelen die zien op contact met zijn naasten.  

Ter zitting is namens de directeur naar voren gebracht dat de belangen van klager zijn meegenomen in de afweging. Klager mag vijf keer per week vijftien minuten bellen, waarmee wordt voldaan aan het wettelijke vereiste van artikel 39 van de Pbw. Daarnaast mag klager iedere week beeldbellen met zijn familie en is wekelijks familiebezoek mogelijk, ook op zaterdag. Er heeft drie of vier keer een OKD plaatsgevonden, waarbij voor klager een uitzondering is gemaakt op de normale regeling door zijn vrouw daarbij aanwezig te laten zijn. De directie is nog steeds bereid en spant zich in om te onderzoeken of binnen de gegeven beperkingen de mogelijkheid van het ouder-kind contact (bijvoorbeeld in het kader van een OKD) in een aparte ruimte te realiseren is. Uit de bestreden beslissing volgt dat de directeur, gezien klagers status en de opgelegde toezichtmaatregelen, geen mogelijkheden ziet om bezoek zonder toezicht toe te kennen. 

De beroepscommissie is van oordeel dat op basis van de beslissing en de toelichting van de directeur voldoende kenbaar is dat de directeur een eigen belangenafweging heeft gemaakt en dat er nog steeds sprake was van een noodzaak tot voortduring van de toezichtmaatregelen. Klager is voorafgaand aan de beslissing gehoord. Aan de beslissing ligt GRIP-informatie ten grondslag, die nog steeds als actuele, concrete en betrouwbare informatie kan worden aangemerkt. De beroepscommissie acht de beslissing voldoende inzichtelijk en toetsbaar en gestoeld op een belangenafweging die de beslissing kan dragen. Hoewel de behoefte van klager aan (fysiek) contact met zijn vrouw en vooral met zijn jonge kinderen begrijpelijk en invoelbaar is (klager geeft als voorbeeld dat hij graag wil dat zijn kinderen bij hem op schoot kunnen zitten) en de mogelijkheden die daartoe tot nu toe zijn geboden nog niet naar wens van klager zijn, betekent dit niet dat zijn belangen en die van zijn kinderen niet zijn meegewogen. Integendeel, de directeur heeft, zo is de beroepscommissie uit de stukken en ter zitting gebleken, de mogelijkheden voor contact van klager met zijn kinderen – gegeven de beperkingen die klagers GVM-status en de opgelegde toezichtmaatregelen met zich mee brengen – onderzocht en doet dat nog steeds. Dat de directeur daarbij het belang van veiligheid zeer zwaar weegt en het (mede daardoor) nog niet is gelukt om contact tussen klager en zijn kinderen onder toezicht te realiseren in een ruimte die enerzijds voldoende (veiligheids)waarborgen biedt en anderzijds acceptabel is voor klager, zijn vrouw en - naar de mening van klager en zijn vrouw - ook voor hun kinderen, betekent evenmin dat de directeur hier tot op heden onvoldoende onderzoek naar heeft gedaan. De beroepscommissie acht hierbij voorts van belang dat is gebleken dat klager vijf keer per week vijftien minuten mag bellen, iedere week mag beeldbellen met zijn familie en wekelijks familiebezoek mogelijk is, ook op zaterdag. Ook daaruit blijkt immers dat de directeur zich inspant om contact tussen klager en zijn vrouw en kinderen mogelijk te maken. Er heeft bovendien drie of vier keer een OKD plaatsgevonden, waarbij een uitzondering is gemaakt door zijn vrouw daarbij aanwezig te laten zijn. Dat de directeur in het verleden bij wijze van uitzondering(en) dit familiebezoek heeft mogelijk gemaakt op een manier die meer aansluit bij de wens die klager heeft, betekent niet dat klager gelet op de door de directeur gegeven motivering, hieraan rechten naar de toekomst toe kan ontlenen. 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.


Deze uitspraak is op 22 februari 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, mr. R. Raat en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven