Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/31069/SGA, 30 december 2022, schorsing
Uitspraakdatum:30-12-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          22/31069/SGA            

           

Betreft [verzoeker]

Datum 30 december 2022

 

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) heeft:

a. aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van veertien dagen opsluiting in een strafcel, vanwege het bezit van softdrugs, ingaande op 21 december 2022 om 14:00 uur en eindigend op 4 januari 2023 om 14:00 uur; en aansluitend

b. aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van tien dagen opsluiting in een strafcel, vanwege het bezit van een smartphone, ingaande op 4 januari 2023 om 14:00 uur en eindigend op 14 januari 2023 om 14:00 uur.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek, van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek is ingeschreven als klaagschrift (beklagkenmerk IJ-2022-001856), van de nadere toelichting van verzoeker op het schorsingsverzoek en van de (desgevraagd) verstrekte nadere reactie van de directeur van 28 december 2022.

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat deels het geval.

Voor zover verzoeker stelt dat de beschikking van de hem opgelegde disciplinaire straf niet binnen 24 uur aan hem is uitgereikt, stelt de voorzitter op basis van de desgevraagd nader door de directeur verstrekte schriftelijke mededelingen van de disciplinaire straffen vast dat deze op 22 december 2022 om 16:00 uur aan verzoeker zijn uitgereikt. Nu de onder a. genoemde disciplinaire straf op 21 december 2022 om 14:00 uur is aangevangen, is de uitreiking van die schriftelijke beslissing niet onverwijld (binnen 24 uur) gebeurd. Hoewel de wet een onverwijlde uitreiking voorschrijft, hoeft dat naar het oordeel van de voorzitter niet op voorhand tot een toewijzing van het verzoek te leiden. Die onverwijlde uitreiking van de mededeling is met name bedoeld om de gedetineerde tijdig op de hoogte te stellen van de mogelijkheid om rechtsmiddelen (beklag en schorsing) in te stellen tegen de beslissing van de directeur. Verzoeker heeft van die rechtsmiddelen ten aanzien van de onderhavige beslissing(en) tijdig gebruik kunnen maken.

 

Inhoudelijk overweegt de voorzitter als volgt.

Uit de schriftelijke reactie van de directeur, waaronder het schriftelijk verslag van

21 december 2022, komt naar voren dat tijdens een inspectie in verzoekers cel een handelshoeveelheid hasj (veertig gram) is aangetroffen. Daarnaast is in verzoekers cel een mobiele telefoon gevonden. De directeur stelt dat verzoeker zich daarmee de mogelijkheid heeft verschaft ongecontroleerd in tekst, beeld en geluid te communiceren met de buitenwereld. In beide gevallen heeft verzoeker de orde, rust en veiligheid in de inrichting ernstig verstoord. Verder benoemt de directeur dat sprake is van twee afzonderlijke gedragingen, zodat – anders dan verzoeker in zijn schorsingsverzoek naar voren brengt – de termijn van twee weken straf per gedraging niet wordt overschreden.

 

a.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter kan de beslissing van de directeur om verzoeker de onder a. genoemde disciplinaire straf op te leggen voor het bezit van de softdrugs op voorhand niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De voorzitter zal het verzoek onder a. daarom afwijzen.

 

b.

Op grond van artikel 51, eerste lid, onder a., van de Penitentiaire beginselenwet kan een disciplinaire straf voor ten hoogste twee weken worden opgelegd. De directeur heeft de in verzoekers cel aangetroffen contrabande (drugs en een smartphone) aangemerkt als twee los van elkaar te bestraffen feiten en verzoeker hiervoor twee disciplinaire straffen opgelegd die tezamen de voornoemde duur van ten hoogste twee weken overschrijden. Verzoeker verblijft daardoor op grond van de onder a. en b. genoemde disciplinaire straffen in totaal 24 dagen in een strafcel. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter moet de beslissing van de directeur om afzonderlijke disciplinaire straffen op te leggen voor het bij gelegenheid van dezelfde celinspectie aantreffen van contrabande in dit geval op voorhand onredelijk en onbillijk worden geacht. Het verblijf in een strafcel is een zeer ingrijpende sanctie. Reden waarom deze sanctie in de wet tot een maximum van twee weken is beperkt. Door het splitsen van de aangetroffen contrabande maakt de directeur naar het voorlopig oordeel van de voorzitter een inbreuk op dit in de wet neergelegde maximum. De voorzitter zal het verzoek onder b. toewijzen. 

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek onder a. af en wijst het verzoek onder b. toe en schorst in zoverre de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

 

Deze uitspraak is op 30 december 2022 gedaan door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven