Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20149/GA, 11 mei 2023, beroep
Uitspraakdatum:11-05-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/20149/GA

                           

Betreft [klager]

Datum 11 mei 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft (voor zover in beroep aan de orde) beklag ingesteld tegen:

a.         het niet kunnen (door)faseren binnen de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG-afdeling) (VU 2020/698);

b.         de schending van het beroepsgeheim door de humanistisch geestelijk verzorgster, door het delen van informatie zonder klagers medeweten en het persoonlijk uitlaten van de humanistisch geestelijk verzorgster tegen de behandelcoördinator (VU 2020/843).

 

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught heeft op 16 februari 2021 beklag a. ongegrond verklaard en beklag b. ongegrond verklaard ten aanzien van de schending van het beroepsgeheim door de humanistisch geestelijk verzorgster zonder klagers medeweten. Inzake het onder b. genoemde beklag tegen het persoonlijk uitlaten van de humanistisch geestelijk verzorgster tegen de behandelcoördinator heeft de beklagrechter geen beslissing genomen. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

 

Klagers raadsvrouw, mr. B.N.R. Maenen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Vught (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

In klagers detentie- en re-integratieplannen (D&R-plannen) wordt zeer positief over klager gerapporteerd over onder andere zijn persoonlijke verzorging en zijn goede verstandhouding met het personeel, ondanks de omstandigheid dat klager er moeite mee had om te zien dat anderen wel konden faseren. Klager heeft al meerdere malen aangegeven te willen faseren, omdat hij zich op de BPG-afdeling niet verder kan ontwikkelen. Ook heeft klager destijds aangegeven open te staan voor een overplaatsing naar de PI Leeuwarden.

 

Verder blijkt uit de D&R-plannen uitdrukkelijk niet dat klager beheersmatig of problematisch gedrag vertoont. Evenmin blijkt daaruit van andere redenen om klager niet te laten faseren. Nu er ook in de multidisciplinaire overleggen positief wordt geoordeeld over klager, is het onbegrijpelijk dat hij niet kon faseren. Ook in de gesprekken met penitentiaire inrichtingswerkers kwam naar voren dat zij niet begrepen waarom klager niet van de BPG-afdeling weg mocht. De gedragsdeskundigen wilden met klager niet over de kwestie praten.

 

De directeur heeft zijn beslissing genomen op basis van oude rapporten, opgesteld door een psycholoog en een psychiater. De psycholoog was tevens het hoofd behandeling van klager toen hij in De Rooyse Wissel verbleef. De D&R- en mentorrapportages die de directeur aan zijn beslissing ten grondslag heeft gelegd zijn verouderd en bieden daarom geen valide grondslag voor de beoordeling of klager destijds wel of niet kon faseren.

 

Daarnaast kan klager zich niet vinden in het standpunt van de directeur dat er diverse gesprekken zouden zijn gevoerd. Bovendien wordt de beslissing om klager niet te laten faseren niet gemotiveerd. Klager was door structuur en discipline tot rust gekomen en was duidelijk toe aan een volgende stap.

 

Faseren is een wettelijk recht, alleen de data waarop fasering plaatsvindt zijn niet wettelijk vastgelegd. De directeur is verantwoordelijk voor het detentieverloop en het faciliteren van de re-integratie en resocialisatie, wat betekent dat de directeur in beginsel op eigen initiatief de fasering dient op te starten. Dit is in het onderhavige geval, ondanks de positieve berichten omtrent klager, niet gebeurd. Door klager niet te laten faseren wordt zijn detentie niet dienstbaar gemaakt aan de voorbereiding op de terugkeer in de maatschappij.

 

Gelet op het voorgaande is de beslissing van de directeur om klager destijds niet door te laten faseren niet redelijk en billijk.

 

De humanistisch geestelijk verzorgster van de PI Vught heeft het op haar rustende beroepsgeheim, dat kan worden afgeleid uit artikel 218 van het Wetboek van Strafvordering, geschonden. Zij heeft zich persoonlijk over klager uitgelaten tegenover de behandelcoördinator van afdeling 3G en 3H, zonder dat klager hier vanaf wist of toestemming voor had gegeven. Deze gesprekken hebben niet in het kader van de gemeenschappelijke zorgopdracht plaatsgevonden. Daarnaast heeft zij zich over klager uitgelaten tegenover nog twee personen. 

 

In augustus 2018 heeft de humanistisch geestelijk verzorgster zonder klager zijn medeweten een verschenen artikel in de Volkskrant met betrekking tot klagers strafzaak verspreid via de interne mail naar de afdelingen 3A, 3B, 3G en 3H. Dit artikel was een relaas van de advocate van de benadeelde partij, familie van een vermeend slachtoffer, over klager als persoon en de justitiële gang van zaken hieromtrent.

 

Alhoewel een krantenartikel openbaar is en eenieder aldus een mening kan vormen over de inhoud van het krantenartikel, kan over de personen in het artikel geen mening worden gevormd wanneer zij zijn geanonimiseerd, enkel over de daad. Klagers voornaam staat wel in het artikel. Doordat de humanistisch geestelijk verzorgster op de hoogte was van de inhoud van de strafzaak van klager, wist ze dat het over klager ging.

 

Door het krantenartikel te verspreiden heeft de humanistisch geestelijk verzorgster ervoor gezorgd dat de identiteit van klager openbaar werd. Hiermee heeft zij gehandeld in strijd met haar beroepsgeheim uit de beroepscode voor humanistisch verzorgers. Daardoor konden de personen die het artikel via de e-mail van de humanistisch geestelijk verzorgster hebben ontvangen een mening over klager vormen. Door verspreiding van het artikel is een misvormd beeld van klager als persoon ontstaan onder de PIW-ers van de genoemde afdelingen, als gevolg waarvan klager wordt bestempeld als ‘hoog risico’.

 

De humanistisch geestelijk verzorgster had kunnen en moeten begrijpen dat wanneer zij het krantenbericht over klager zou verspreiden, zij de identiteit van klager openbaar zou maken en aldus informatie verspreidt die voor haar vertrouwelijk is. Zij heeft dit in een gesprek met klager tijdens het luchten in juli 2020 toegegeven.

 

Klager verzoekt de humanistisch geestelijk verzorgster als getuige te horen, zodat zij kan toelichten wat zij precies tegen wie heeft gezegd.

 

Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren en de directeur op te dragen om een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de gronden van dit beroep. Klager wenst het beroep mondeling toe te lichten.

 

Standpunt van de directeur

De directeur persisteert bij zijn eerdere verweer. Gelet hierop kan hetgeen in beroep door klager is aangevoerd niet tot een andere uitspraak leiden en wordt verzocht het beroep ongegrond te verklaren.

 

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

 

Beklag a.

Hetgeen in beroep is aangevoerd inzake beklag a. kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

 

Beklag b.

Op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw, kan de gedetineerde bij de beklagrechter beklag doen over een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing. Handelen van medewerkers van de inrichting kan onder omstandigheden een beklagwaardige beslissing als hiervoor omschreven opleveren. Daarvoor is nodig dat dit handelen door die medewerker voortvloeit uit de vervulling van de hem opgedragen taak.

 

Een geestelijk verzorger is een medewerker als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder f van de Pbw. Wat de geestelijk verzorgster heeft gedaan kan niet worden aangemerkt als ‘handelen dat voortvloeit uit de vervulling van de haar opgedragen taak’. Ze heeft immers een openbaar artikel uit de krant per e-mail gestuurd aan een aantal personen in de inrichting. Deze handeling valt niet onder haar taakvervulling. Dit geldt ook voor het zich persoonlijk uitlaten van de geestelijk verzorgster over klager tegen de behandelcoördinator, wat overigens door de directeur is betwist. Nu het feitelijk handelen van de geestelijk verzorgster betreft, is geen sprake van door of namens de directeur genomen beslissingen waartegen beklag openstaat.

 

Klachten over de vraag of een geestelijk verzorger zich aan de voor haar geldende normen heeft gehouden moeten worden ingediend bij de organisatie die daar op toeziet en dus niet bij de beklagrechter.

 

De beroepscommissie zal daarom de uitspraak van de beklagrechter voor wat betreft de schending van het beroepsgeheim van de geestelijk verzorgster vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in dit gedeelte van het beklag. Voor zover het beklag ziet op het persoonlijk uitlaten van de geestelijk verzorgster tegen de behandelcoördinator, zal de beroepscommissie klager niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

 

Gelet op het voorgaande ziet de beroepscommissie  aanleiding het namens klager gedane verzoek om de humanistisch geestelijk verzorgster als getuige te horen af te wijzen. 

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter inzake beklag b. ten aanzien van de schending van het beroepsgeheim door de behandelcoördinator en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in dit beklag.

De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk inzake beklag b. voor zover het ziet op het persoonlijk uitlaten van de geestelijk verzorgster tegen de behandelcoördinator.

 

Deze uitspraak is op 11 mei 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.B. Oreel, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven