Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24373/GA, 10 februari 2023, beroep
Uitspraakdatum:10-02-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          21/24373/GA    

           

Betreft [klager]

Datum 10 februari 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de plaatsing in het Huis van Bewaring (HVB) in plaats van de gevangenis.

De beklagcommissie bij de locatie Hoogvliet heeft op 16 november 2021 klager niet ontvankelijk verklaard in zijn beklag (Ho-2021-92). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. P.M. Iwema, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de locatie Hoogvliet (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De beoordeling

Klager schrijft in het klaagschrift, wat hij in beroep herhaalt, dat hij bij gebrek aan een beslissing van de selectiefunctionaris het ervoor houdt dat hij door de directeur onterecht in het HVB is geplaatst in plaats van in de gevangenis. Klager verzoekt om een adequate tegemoetkoming voor de periode dat hij in het verkeerde regime zat.

Gelet op de verblijfstitel van klager ten tijde van de plaatsing diende hij in afwachting van de beslissing van de rechtbank op de vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf in een HVB te worden geplaatst.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: de Minister) is bevoegd tot het nemen van beslissingen over plaatsing en overplaatsing. Dit volgt uit artikel 15, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Deze bevoegdheid van de Minister is gemandateerd aan de selectiefunctionaris werkzaam bij de Divisie Individuele Zaken (DIZ). Dat klager niet over een plaatsingsbeslissing beschikt doet niet af aan de omstandigheid dat de selectiefunctionaris en niet de directeur bevoegd is.

De beroepscommissie is van oordeel dat het klaagschrift door de beklagcommissie had moeten  worden aangemerkt als een bezwaar tegen een selectiebeslissing, in de zin van artikel 17 van de Pbw. Anders dan door klager is gesteld blijkt uit de stukken dat de beklagcommissie het klaagschrift als bezwaar heeft doorgestuurd naar de selectiefunctionaris, die het echter niet in behandeling heeft genomen. De beroepscommissie is van oordeel dat de selectiefunctionaris dit laatste wel had moeten doen.

Nu de beklagcommissie zich in deze zaak ten onrechte bevoegd heeft verklaard en klager niet ontvankelijk heeft verklaard in het beklag, zal de uitspraak van de beklagcommissie worden vernietigd. De beroepscommissie zal het klaagschrift als bezwaar rechtstreeks doorsturen naar de DIZ.

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, bepaalt dat de beklagcommissie onbevoegd is van het beklag kennis te nemen en stuurt dit als bezwaar door naar de DIZ.

 

 

Deze uitspraak is op 10 februari 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.B. Oreel, voorzitter,
mr. A. Jongsma en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven