Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/28188/GA, 12 April 2023, beroep
Uitspraakdatum:12-04-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          22/28188/GA

    

           

Betreft [Klager]

Datum 12 april 2023

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[Klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de beslissing hem te degraderen naar het basisprogramma.

De beklagcommissie bij het JC Zaanstad heeft op 13 juni 2022 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €45,- (ZS-ZZ-2021-495). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de heer […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het JC Zaanstad, mevrouw […], juridisch medewerker bij het JC Zaanstad en klager gehoord op de zitting van 6 oktober 2022 in het JC Zaanstad. Mr. [..], secretaris bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

De beklagcommissie heeft in aanmerking genomen dat van het gedrag dat klager op

1 september 2021 heeft vertoond, geen schriftelijk verslag is opgemaakt waaruit blijkt wat exact is voorgevallen. Zoals in het degradatiebesluit is opgenomen, is klager op

1 september 2021 van de arbeid gehaald, omdat hij een medegedetineerde bij zijn keel heeft gepakt en een slaande beweging in zijn richting heeft gemaakt. Dit gedrag is met klager, na het bekijken van de camerabeelden, gezamenlijk met het afdelings- en arbeidspersoneel besproken. Het feit dat klager hier geen rapport voor aangezegd heeft gekregen doet daar niet aan af. Het door klager getoonde gedrag is ontoelaatbaar.

Verder heeft de beklagcommissie het door klager getoonde gedrag op 2 september 2021 niet gekwalificeerd als een ernstige bedreiging jegens het personeel of een medegedetineerde. Klager was, nadat hem werd verteld dat hij zou worden overgeplaatst naar de afdeling Zuid-200, niet voor rede vatbaar. Klager heeft vervolgens een dreigende houding jegens het personeel aangenomen en versterkte de dreiging door te roepen dat het personeel hem niet mocht aanraken, omdat ze dan wel zouden zien wat er zou gebeuren, dat het personeel klager in gevaar brengt en dat zij verantwoordelijk zouden zijn als klager iets zou overkomen. Klager bleef dit maar herhalen en richtte zich hierbij specifiek tot één personeelslid. Klagers gedrag was ontoelaatbaar. Dit klemt temeer nu klager, nadat alarm was gemaakt, onder verzet door het Interne Bijstandsteam in afzondering is geplaatst.

De beklagcommissie is volledig voorbij gegaan aan hoe deze situatie voor het personeel is geweest. Zoals ook in het schriftelijk verslag is opgenomen heeft het personeel de situatie als zeer dreigend ervaren en hebben zij zich onveilig gevoeld. Tijdens het horen probeerde klager het afdelingshoofd de mond te snoeren en sprak hij met luide stem. Hij wilde dat het afdelingshoofd de afzonderingscel zou verlaten en onderbrak continu de directeur en het afdelingshoofd.

Klager heeft zich op twee momenten ontoelaatbaar gedragen, te weten op 1 september 2021 op de arbeid door het bij de keel grijpen en een slaande beweging te maken naar een medegedetineerde en het bedreigen van het afdelingspersoneel op 2 september 2021. Daarnaast heeft klager zeer ongewenst gedrag vertoond jegens het afdelingshoofd en de directeur tijdens het horen op 2 september 2021. De beklagcommissie heeft dan ook onterecht geoordeeld dat geen sprake is geweest van ontoelaatbaar gedrag. Klager had op basis van de door hem getoonde gedragingen afzonderlijk (op 1 en 2 september 2021) al gedegradeerd kunnen worden naar het basisprogramma op grond van de ontoelaatbare gedraging: “Een gedetineerde gedraagt zich fysiek agressief of bedreigt personeel of een medegedetineerde ernstig”. Nu er een combinatie is van meerdere ontoelaatbare gedragingen, is het besluit te meer redelijk en billijk.

Standpunt van klager

Klagers verhaal begint drie jaar eerder. In januari 2018 is klager in het JC Zaanstad geplaatst. Klager werd verdacht van een zedenmisdrijf. Een medegedetineerde vroeg aan klager waar hij voor vastzat. Klager was voor het eerst van zijn leven gedetineerd en werd onder druk gezet. Klager wist niet dat hij niet over zijn delict moest praten. Na de schorsing van klagers voorlopige hechtenis is hij in september 2018 teruggekomen in het JC Zaanstad en op Noord 400 geplaatst. Klager heeft vervolgens zelf (vanwege bepaalde gedetineerden die hij op deze afdeling tegenkwam) een overplaatsing naar Oost aangevraagd. Toen klager te horen kreeg dat hij naar Zuid 200 zou worden overgeplaatst was hij erg verbaasd dat ze hem zomaar konden overplaatsen. Klager wilde vanwege zijn delict niet naar deze afdeling overgeplaatst worden. Als klager hiervan eerder op de hoogte zou zijn gesteld zou het anders zijn geweest. Klager heeft zich niet zo gedragen als in het schriftelijk verslag is omschreven. Klager heeft wel gezegd dat ze hem in de problemen zouden brengen. Klager was angstig en in paniek, vanwege de problemen die hij heeft gehad tijdens de detentie, maar hij heeft geen driegende houding aangenomen. Klager is wel naar medegedetineerde D. gelopen om bevestiging te zoeken voor wat er met hem is gebeurd.

Ook de verweten gedragingen van 1 september 2021 zijn niet waar. Op de arbeid maakte iemand een opmerking en klager is vervolgens naar diegene toegelopen, maar klager heeft hem niet bij de keel gegrepen of een slaande beweging naar die persoon gemaakt.

 

3. De beoordeling

Ingevolge artikel 1d, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) beslist de directeur over de promotie of degradatie van een gedetineerde. Op grond van artikel 1d, vijfde lid, van de Regeling volgt altijd een beslissing tot degradatie indien een gedetineerde ontoelaatbaar gedrag, zoals beschreven in bijlage 1 en bijlage 2 bij de Regeling, laat zien.

Klager is op 8 september 2021 gedegradeerd naar het basisprogramma wegens ontoelaatbaar gedrag. In de beslissing tot degradatie staat vermeld dat klager op 1 september 2021 van de arbeid is gehaald omdat hij een medegedetineerde bij de keel heeft gepakt en een slaande beweging heeft gemaakt. Dit zou ook te zien zijn op de camerabeelden. Op 2 september 2021 is vervolgens besloten om klager, vanwege zijn gedrag, over te plaatsen naar cluster Zuid. Klager gaf aan niet naar cluster Zuid te willen omdat de gedetineerden daar mensen met klagers delict niet accepteren. Klager ging verhaal halen bij een medegedetineerde in de keuken, ondanks dat het personeel klager opdracht had gegeven om terug naar zijn cel te gaan om ingesloten te worden. Klager nam een zeer dreigende houding aan, hetgeen als zeer dreigend is ervaren door het personeel en waardoor zij zich onveilig voelden. Klager versterkte deze houding door te roepen dat hij niet moest worden aangeraakt anders zou het personeel wel zien wat er zou gebeuren. Klager gaf aan dat het personeel hem in de problemen zou brengen en dat het hun verantwoordelijkheid zou zijn. Klager herhaalde dit enkele malen op zeer luide toon en richtte zich hierbij tot het personeel. Klager moest uiteindelijk met gepast geweld naar de isoleercel worden gebracht. Klager was niet voor rede vatbaar en uitte zich negatief naar het afdelingshoofd.

De beroepscommissie stelt vast dat van het incident op 1 september 2021 geen schriftelijk verslag of andersoortige schriftelijke mededeling is opgemaakt. Echter volgt uit de Regeling noch uit de jurisprudentie van de beroepscommissie dat dit een vereiste is. Anders dan de beklagcommissie is de beroepscommissie van oordeel dat het door klager vertoonde gedrag die dag voldoende duidelijk is omschreven in de beslissing tot degradatie. De beroepscommissie is van oordeel dat dit gedrag is aan te merken als fysieke agressie tegen een medegedetineerde. Een dag later heeft klager het personeel ernstig bedreigd. De directeur heeft dit gedrag van klager op 1 en 2 september 2021 als ontoelaatbaar kunnen aanmerken en heeft klager dan ook op basis hiervan direct mogen degraderen.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 12 april 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. E. Dinjens, voorzitter, mr. R. Raat en mr. F. Sieders, leden, bijgestaan door

mr. M.S. Ferenczy, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

 

Naar boven