Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/27553/TA, 18 oktober 2022, beroep
Uitspraakdatum:18-10-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/27553/TA

               

[klager]

Datum 18 oktober 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van het hoofd van FPC Oostvaarderskliniek te Almere (hierna: de instelling)

1. De procedure

[klager] heeft beklag ingesteld tegen de weigering van het hoofd van de instelling om aan hem een voedingsbudget toe te kennen.

De beklagcommissie bij de instelling heeft op 19 mei 2022 het beklag gegrond verklaard (OV 2021/142). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Het hoofd van de instelling heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft […], jurist bij de instelling, klager en zijn raadsvrouw mr. M.W. Bouwman via een videoverbinding gehoord op de zitting van 16 september 2022.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van het hoofd van de instelling

De instelling kan zich niet verenigen met de uitspraak van de beklagcommissie. Ten eerste omdat er, zoals volgt uit de verklaring van de huisarts, geen sprake is van een medische noodzaak. Het verminderen van een of twee producten in klagers dieet is al voldoende om zijn maagklachten te verhelpen. Daarnaast zijn er een aantal producten die klager beter niet kan eten. Het algemene advies van de huisarts ziet daarop echter niet. De individuele keuzes die klager maakt hebben invloed op zijn maagklachten. Buiten de maaltijden om snackt klager veel producten die op de lijst staan van producten die hij beter niet kan eten. Op de bijgevoegde menulijsten staan slechts een aantal producten vermeld die hij zou moeten minderen. Vanuit behandeloogpunt is het daarnaast van belang dat klager een actieve rol heeft bij de groep en dat hij ook met de groep mee eet. Het is niet wenselijk om, in het geval van een algemeen advies en het ontbreken van een medische noodzaak, een voedingsbudget te verstrekken.

Standpunt van klager

Hoewel namens de instelling wordt aangegeven dat niet zomaar voedingsbudgetten worden toegekend, hebben twee medepatiënten op klagers afdeling wel een voedingsbudget. Dit terwijl een van hen alleen visproducten niet mag eten en de ander moslim is.

Door de beklagcommissie is overwogen dat het hoofd van de instelling zorg draagt voor verstrekking van voorgeschreven medicijnen en diëten. Dieetvoeding wordt alleen verstrekt na overleg met het hoofd behandeling en indien sprake is van een medische indicatie. Het standpunt van klager is dat het hoofd van de instelling niet heeft voldaan aan de zorgplicht. Aangegeven is dat klager geen eten of drinken dient te gebruiken waarvan hij klachten krijgt, maar klager krijgt desondanks wel klachten. Op 5 september jl. is klager weer in het ziekenhuis geweest in verband met aanhoudende klachten. Er kon echter geen onderzoek plaatsvinden, omdat klager op dat moment niet nuchter was. Over ongeveer drie maanden zal een nieuw onderzoek plaatsvinden.

Klager wil graag een eigen voedingsbudget zodat hij daarvan gezond eten kan kopen. Klager heeft nu niet het budget om dat te doen.

3. De beoordeling

In artikel 41, vierde lid, onder a van de Beginselen verpleging ter beschikking gestelden is bepaald dat het hoofd van de instelling zorg draagt voor verstrekking van de door een aan de instelling verbonden arts voorgeschreven medicijnen en diëten.

Uit de stukken volgt naar het oordeel van de beroepscommissie niet dat bij klager sprake is van een medische indicatie op grond waarvan klager een speciaal dieet dient te volgen. Er is enkel sprake van een algemeen advies van de huisarts. De beroepscommissie is van oordeel dat niet is gebleken dat met dit algemene advies geen rekening kan en wordt gehouden bij het mee eten op de groep.

De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat niet is gebleken dat klagers recht op verstrekking van een dieet wordt geschonden door het niet aan hem verstrekken van een eigen voedingsbudget. Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van het hoofd van de instelling niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 18 oktober 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris.
 

secretaris        voorzitter

Naar boven