Onderwerp: Bezoek-historie

Definitief besluit Wnb vergunning Verspreiding onderhoudsbaggerspecie havens Terneuzen en Hansweert
Geldigheid:15-09-2022 t/m 31-12-2028Status: Geldig vandaag

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Geachte,

Op 3 mei 2022 heeft u een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) aangevraagd voor het verspreiden van onderhoudsbaggerspecie uit de havens van Terneuzen en Hansweert in gewijzigde verspreidingsvakken. Dit vindt plaats in het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe en in relatie tot het Natura 2000-gebied de Vlakte van de Raan.

Procedure

Op 4 mei 2022 heb ik de ontvangst van uw aanvraag bevestigd.

Op deze aanvraag is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, zoals opgenomen in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), van toepassing. Het besluit tot toepassing is gepubliceerd in de Staatscourant van 24 december 2021, stcrt-2021-50392. Van 15 juli tot en met 26 augustus 2022 was het mogelijk om een zienswijze in te dienen op het ontwerpbesluit.

Binnen deze periode zijn geen zienswijzen door mij ontvangen. Het ontwerpbesluit is daarom zonder inhoudelijke wijzigingen omgezet in het onderhavige definitieve besluit.

Besluit

Ik besluit om u op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb een vergunning te verlenen voor het verspreiden van onderhoudsbaggerspecie uit de havens van Terneuzen en Hansweert in respectievelijk de stortvakken W14_alt 2 en W04_alt 1 voor de periode van 9 juli 2022 – 31 december 2028.

In dit besluit vindt u de voorschriften en de inhoudelijke overwegingen die aan deze vergunning ten grondslag liggen. De aanvraag en de bijlagen zijn onderdeel van dit besluit.

AANVRAAG

1.1. Onderwerp

De voorgenomen activiteiten zijn beschreven in de aanvraag. Zij hebben betrekking op het verspreiden van baggerspecie uit de havens van Terneuzen en Hansweert.

Bij de aanvraag zijn gevoegd: een passende beoordeling, met als bijlagen daarbij

A. analyse bodemmorfologie,

B. waterbodemonderzoeken en

C. aerius-berekeningen.

Voor een uitgebreidere beschrijving van de voorgenomen activiteit verwijs ik naar de aanvraag en de bijlagen daarbij.

Het regelmatig baggeren gebeurt al sinds vele decennia. Saeftinge is op 18 juli 1995 aangewezen als Vogelrichtlijngebied. De Westerschelde is op 24 maart 2000 aangewezen als Vogelrichtlijngebied en op 12 november 2007 is het gebied Westerschelde & Saeftinghe als Habitatrichtlijngebied aangewezen. De Vlakte van de Raan is in december 2010 aangewezen. De reguliere onderhoudsbagger- en verspreidingswerkzaamheden betreffen daarmee bestaand gebruik ten tijde van de aanwijzing van Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe (de Europese referentiedatum). Het bestaande gebruik nabij Terneuzen en Hansweert ten tijde van de aanwijzing werd gevormd door de toen vigerende vergunningen ingevolge de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.

In 2016 is in het beheerplan Westerschelde & Saeftinghe het baggeren van de havens vrijgesteld van vergunningsplicht.

Ook in 2016 is een vergunning afgegeven door de Provincie Zeeland omdat er van het beheerplan afwijkende stortvakken noodzakelijk waren. De oudere stortvakken waren niet meer toekomstbestendig. Deze vergunning expireert in 2022.

Omdat onderhoudsbaggerwerkzaamheden noodzakelijk blijven voor het openhouden van de havens is een nieuwe vergunning aangevraagd voor storten in afwijkende stortvakken in de periode 9 juli 2022 – 31 december 2028. Het betreft dezelfde stortvakken als waarvoor in 2016 een vergunning is verleend door de Provincie Zeeland.

 

1.2. Bevoegdheid

Op basis van artikel 1.3, lid 5, van de Wnb en het artikel 1.3, lid 1 sub a, 1 van het Besluit natuurbescherming ben ik bevoegd om te beslissen op uw vergunningaanvraag.

De exacte wetsteksten zijn te raadplegen op www.overheid.nl onder 'wet- en regelgeving'.

 

1.3. Vergunningplicht

De aangevraagde activiteit kan, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor

de betrokken Natura 2000-gebieden, significante gevolgen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van die gebieden. Daarom geldt een vergunningplicht op grond van artikel 2.7, lid 2, van de Wnb.

 

1.4. Beoordeling van projecten

1.4.1. Project met mogelijk significante gevolgen

De activiteit waarvoor u een vergunning aanvraagt, is een project in de zin van artikel 2.7, lid 2 van de Wnb dat, omdat het, afzonderlijk of in cumulatie met andere plannen of projecten, kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied.

1.4.2. Passende beoordeling

Voor een project dat afzonderlijk of in cumulatie kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen, kan alleen een vergunning verleend worden als de aanvrager een PB heeft overgelegd, waaruit zonder redelijke wetenschappelijke twijfel kan worden geconcludeerd dat het project niet zal leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied. Deze moet rekening houden met de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied. De PB biedt de grondslag voor de vaststelling van de aard en omvang van de gevolgen of de cumulatieve gevolgen en de manier waarop in mitigatie van die gevolgen is voorzien. De met de aanvraag meegezonden PB toetst de effecten aan de instandhoudingdoelstellingen uit het aanwijzingsbesluit van de Natura 2000-gebieden Westerschelde & Saeftinghe en de Vlakte van de Raan.

 

1.5. Beleid

Beheerplan Westerschelde & Saeftinghe

Het beheerplan (2016) geeft aan dat de knelpunten voor habitattype H1130 estuaria hoofdzakelijk liggen bij het ruimtegebrek voor laagdynamische delen en bij de huidige suboptimale morfologische processen in de Westerschelde, deze faciliteren namelijk juist vooral het voortbestaan van gebieden met hoge dynamiek. De uitbreidings- en verbeterdoelen worden daarom niet automatisch gehaald. Er worden in het beheerplan geen knelpunten genoemd voor H1130 met betrekking tot vertroebeling. De voorgenomen oplossingsrichtingen/maatregelen zijn daarom vooral gericht op verruiming van H1130 en natuurherstel, in het bijzonder van laagdynamische delen.

BEOORDELING

2.1. Afbakening

Gebied

Het verspreiden van onderhoudsbaggerspecie vindt plaats in het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe. Voorts zijn mogelijke effecten op het gebied de Vlakte van de Raan onderzocht.

Project

In de havens in de Westerschelde vindt constant sedimentatie plaats doordat zand en slib uit de Westerschelde bij ieder getij wordt aangevoerd. Hierdoor worden de havens ondieper. Terwijl er voldoende diepte vereist is voor veilig gebruik van de havens. Het baggeren van de havens gebeurt al sinds vele decennia. Het baggeren is onderdeel van het beheer en onderhoud van de havens en derhalve niet vergunningsplichtig.

Het vervolgens storten van de baggerspecie in de Westerschelde betreft bestaand gebruik ten tijde van de Europese referentiedatum. De referentiesituatie blijkt uit diverse vergunningen. Op 21 september 1993 is een ontwerpbeschikking verleend voor het jaarlijks storten van 95.000 m3 baggerspecie uit de Oostbuitenhaven van Terneuzen, op 13 juli 1994 is een vergunning verleend voor het jaarlijks storten van 500.000 m3 baggerspecie uit de Westbuitenhaven van Terneuzen. Op 17 september 2002 is een vergunning verleend voor het storten van 40.000 m3 uit de zoutkom van de Westsluis Terneuzen. Op 21 september 1993 is een vergunning verleend voor het storten van 300.000 m3 baggerspecie uit de haven van Hansweert.

Het baggeren en verspreiden van onderhoudsbaggerspecie uit de havens van de Westerschelde in de vorm van het bestaande gebruik is opgenomen als 'vrijgestelde activiteit met specifieke voorwaarden' in het beheerplan van Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe (2016-2022).

Uit onderzoek bleek al in 2013 dat meerdere verspreidingsvakken in de Westerschelde niet meer toekomstbestendig waren. Toen zijn optimale locaties voor alternatieve verspreidingsvakken onderzocht. Het resultaat hiervan - nieuwe verspreidingsvaklocaties - valt niet meer onder bestaand gebruik en is dus niet opgenomen in het beheerplan van Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe. Voor het transporteren van de specie naar en storten in deze specifieke nieuwe verspreidingslocaties geldt derhalve een vergunningsplicht voor de Wet natuurbescherming.

In 2016 zijn door de provincie Zeeland de hiertoe benodigde Wnb-vergunningen verleend, sindsdien zijn deze alternatieve verspreidingsvakken in gebruik.

De vergunningen voor het gebruik van de alternatieve verspreidingsvakken lopen 8 juli 2022 af. Daarmee is het noodzakelijk het transport van de specie naar en storten van de specie in deze specifieke stortvakken opnieuw te reguleren middels een Wnb-vergunning. In de aangeleverde PB is het gebruik van de (eerder vergunde) alternatieve verspreidingsvakken opnieuw getoetst.

Gevolgen

Voor de beoordeling van de gevolgen inventariseert de PB welke in redelijkheid denkbare typen effecten kunnen optreden. Dit zijn:

  • Vertroebeling;

  • Sedimentatie;

  • Verandering in morfologie en hydrologie;

  • Verontreiniging;

  • Verstoring boven water;

  • Verstoring onder water;

  • Verzuring en vermesting.

Voor de aspecten: verandering in morfologie en hydrologie, verontreiniging en 'verzuring en vermesting' wordt in de PB vervolgens geconcludeerd dat significante effecten op voorhand zijn uitgesloten.

Betreffende 'verzuring en vermesting' (stikstofdepositie) blijkt uit de Aerius berekening dat de additionele depositie maximaal 0,00 mol/jaar is. Daarbij is het verschil bepaald tussen de stikstofdepositie van de voorgenomen activiteit (storten in alternatieve stortvakken) ten opzichte van de stikstofdepositie van het bestaande gebruik van de eerdere stortlocatie ten tijde van de Europese referentiedatum (gelijk aan de vrijgestelde activiteit - het gebruik van de eerdere stortlocaties - onder het Natura 2000-beheerplan). De verschilberekening omvat dus uitsluitend het transporteren en verspreiden van de specie.

Voor de aspecten vertroebeling, sedimentatie, verstoring boven water en verstoring onder water kunnen daarentegen op grond van de PB negatieve effecten niet op voorhand worden uitgesloten.

Natuurwaarden

De natuurwaarden die door de genoemde gevolgen beïnvloed kunnen worden, zijn weergegeven in hoofdstuk 5 van de Passende beoordeling. Het betreft de gebieden:

Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe

en

Natura 2000-gebied Vlakte van de Raan

De beschermde waarden en de relevante instandhoudingsdoelstellingen van de betrokken Natura 2000-gebieden staan voorts vermeld op www.natura2000.nl.

Conclusie afbakening

Ik ben van oordeel dat de afbakening van het gebied en de inventarisatie van mogelijke gevolgen van het project op de natuurwaarden in de PB op een juiste wijze hebben plaatsgevonden.

 

2.2. Mogelijke effecten en mitigatie

Hieronder volgt mijn beoordeling van de effectenanalyse zoals die is neergelegd in de PB.

Vertroebeling

Door het verspreiden van de baggerspecie komt tijdelijk extra zwevend stof in de waterkolom terecht. In de Westerschelde is al zwevend stof in de waterkolom aanwezig, de achtergrondconcentratie. De PB concludeert dat het verspreiden in de stortvakken W14_alt2 en W04_alt 1 leidt tot marginale verschillen in vertroebeling ten opzichte van het bestaande gebruik (licht positief). Voorts wordt ernaar gestreefd om zoveel mogelijk te werken buiten het broedseizoen en buiten het seizoen van primaire productie, van 1 april tot 1 oktober. De PB concludeert dat er geen negatief effect is op de primaire productie en op filterfeeders (zoals kokkels en mossels) ten gevolge van de gewijzigde stortvakken. De kernkwaliteiten van de aquatische habitattypen met betrekking tot primaire productie en het scheldierbestand worden aldus niet negatief beïnvloed. De pb concludeert voorts dat de instandhoudingsdoelen van trekvissen, zichtjagende broedvogels en niet-broedvogels niet negatief worden beïnvloed.

Ik onderschrijf deze conclusies. Door zoveel mogelijk te werken buiten het broedseizoen en het seizoen van primaire productie, van 1 april tot 1 oktober, worden de effecten van vertroebeling beperkt.

Sedimentatie

Er is sprake van sedimentatie van slib en zand. Slib reikt door de gehele Westerschelde en daalt uiteindelijk hoofdzakelijk neer in de laagdynamische zones. De sedimentatie van zand reikt tot hooguit enkele kilometers rondom de verspreidingsvakken. Sedimentatie kan zowel direct door fysieke veranderingen, als indirect, door bedekking van het bodemleven dat leidt tot afname van biomassa, een negatief effect hebben op verschillende habitattypen.

De PB concludeert dat het beïnvloede areaal van sedimentatie van zand reeds suboptimaal leefgebied is voor (gevoelig) bodemleven. Het slib sedimenteert voor het overgrote deel op laagdynamische delen van de Westerschelde, in het bijzonder de havens. Deze delen zijn van nature ook slibrijk, het bodemleven dat hier voorkomt is zodoende aangepast aan de slibrijke condities. De instandhoudingsdoelen van de aquatische habitattypen en schorren en slikken habitattypen worden niet negatief beïnvloed, aldus de pb. Ik onderschrijf deze conclusies.

Verstoring boven water

Bovenwaterverstoring kan een potentieel (negatief) effect hebben op habitatrichtlijnsoorten grijze en gewone zeehond, broedvogels en niet-broedvogels. Voor zeehonden wordt een verstoringscontour van 1.200 meter rond de werkzaamheden aangehouden. Voor vogels is dit 500 m, met uitzondering van vogels in de rui, hiervoor geldt een verstoringscontour van 1.500 meter. Omdat de stortlocaties zich direct naast de intensief bevaren vaargeul bevinden is er sprake van een zekere mate van gewenning. De pb concludeert dat er geen sprake is van een negatief effect door bovenwaterverstoring op de instandhoudingsdoelstellingen van de zeehonden, broedvogels en niet-broedvogels. Voor de vogels geldt bovendien dat sprake is van een afname van verstoord areaal, ten opzichte van het bestaande gebruik. Betreffende ruiende vogels (bergeenden) geldt dat zij tijdens de rui in de periode juli-september meerdere weken het vliegvermogen verliezen. Zij kiezen in grote getalen specifiek voor verblijf in de Westerschelde in deze periode. Er worden ten opzichte van het bestaand gebruik geen extra gebieden verstoord die voor rust van belang zijn voor de bergeenden. Ik onderschrijf deze conclusies.

Verstoring onder water

Activiteiten van baggerschepen kunnen leiden tot een lokale toename van onderwatergeluid. Dit kan leiden tot verstoring van zeehonden, bruinvissen en trekvissen. Door de intensieve scheepvaart in de vaargeulen en de havens is het gebied in theorie niet optimaal als leefgebied voor deze soorten. Hun aanwezigheid in het gebied wijst echter wel uit dat er tot op zekere hoogte sprake van gewenning aan continu onderwatergeluid. De periodieke toename van verstoring van een klein deel van het leefgebied heeft geen gevolgen voor de populatie. Ik onderschrijf deze conclusie.

Nadere voorschriften

Ik onderschrijf de conclusies uit de PB en ben van oordeel dat de voorgenomen activiteit geen significant negatieve effecten heeft op de habitattypen en op de habitatrichtlijnsoorten die voorkomen in het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe en Vlakte van de Raan. De voorgenomen activiteit heeft geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen.

Een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van de betrokken habitatrichtlijnsoorten is uit te sluiten.

Om te waarborgen dat er geen negatieve effecten van het verspreiden van baggerspecie plaatsvinden, verbind ik aan de vergunning nadere voorschriften (voorschriften 10 tot en met 18).

 

2.3. Cumulatie

Bij vergunningverlening voor een project moet een beoordeling plaatsvinden van de cumulatieve gevolgen als het project, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten, significante gevolgen kan hebben voor het desbetreffende Natura 2000-gebied. Een vergunning kan alleen verleend worden als het project afzonderlijk of in combinatie met andere projecten geen significante gevolgen heeft.

In de pb is gekeken naar de cumulatie van vertroebeling door het storten van baggerspecie nabij Breskens, verspreiding van baggerspecie uit het kanaal Gent-Terneuzen, verspreiden van baggerspecie uit de Sloehaven Vlissingen, onderhoud van de Vaargeul Westerschelde 2022-2028, verspreiding van baggerspecie Oostgat-Sardijngeul, verspreiden inclusief het transporteren van grond- of baggerspecie Westerschelde (Pas van Terneuzen en Inloop van Ossenisse) en het onderhoud zijkanalen van het Kanaal Gent-Terneuzen.

Breskens en Sloehaven

Om de natuur te beschermen mag er hoogstens in twee havens tegelijk worden gebaggerd, om cumulatie als gevolg van het verspreiden van baggerspecie te beperken. Als dit voorschrift in acht wordt genomen, kan cumulatie van vertroebeling, met significant negatieve effecten op instandhoudingsdoelen tot gevolg worden uitgesloten.

Gent-Terneuzen

Voor het onderhoud van het kanaal wordt circa 9 dagen gestort op het verspreidingsvak W14_alt2. Terwijl voor de buitenhaven van Terneuzen circa 3 maal per jaar gedurende een week wordt verspreid. Om cumulatie te voorkomen, zal Rijkswaterstaat ervoor zorgdragen dat beide projecten niet gelijktijdig plaatsvinden.

Vaargeul Westerschelde 2022-2028

Het te verspreiden sediment bestaat hoofdzakelijk uit zand. De lage slibfractie brengt relatief lage vertroebelingswaarden met zich mee.

Oostgat-Sardijngeul

Het betreffende baggergebied ligt voor de westkust van Vlissingen, het verspreidingsvak ligt noordelijker. Er is nauwelijks tot geen slib in het baggeren en verspreiden sediment aanwezig.

Pas van Terneuzen en Inloop van Ossenisse

Dit betreft baggerspecie van de aanleg van de Nieuwe Sluis Terneuzen. Dit wordt gedeponeerd in de diepe delen bij de Pas van Terneuzen en de Inloop van Ossenisse. In de passende beoordeling van deze activiteit is het verspreiden van onderhoudsbaggerspecie uit de havens van de Westerschelde (bestaand gebruik) meegenomen als achtergrondwaarde voor de slibconcentratie in de Westerschelde.

Onderhoud zijkanalen Kanaal Gent-Terneuzen

Gezien het relatief geringe volume van dit project (maximaal 20.000 m3) zal het nauwelijks bijdragen extra vertroebeling.

Ik concludeer dat in de aangeleverde PB een volledige en juiste cumulatietoetsing is uitgevoerd.

 

2.4. Monitoring en rapportage

De werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd conform de aanvraag, voor zover die niet strijdig is met de Wnb-vergunning en de daarin opgenomen voorschriften en beperkingen.

Behalve de verplichting om de toekomstige waterbodemonderzoeken te delen, worden geen monitoringsverplichtingen opgelegd.

 

2.5. Conclusie

Met de door u uitgevoerde PB, de daarbij behorende rapportages en documenten, de vergunningvoorschriften en mitigerende maatregelen is de zekerheid verkregen dat de activiteit waarvoor de vergunning is aangevraagd, niet leidt tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden.

Op grond van het bovenstaande ben ik van mening dat de gevraagde vergunning, onder de opgenomen voorschriften en beperkingen, kan worden verleend.

VOORSCHRIFTEN

Ter bescherming van de in de Natura 2000-gebieden Westerschelde & Saeftinghe, en de Vlakte van de Raan aanwezige beschermde natuurwaarden, verbind ik aan deze vergunning de volgende voorschriften en beperkingen.

Algemeen

  1. Deze vergunning staat op naam van Rijkswaterstaat, Zee en Delta (hierna: vergunninghouder) of diens rechtsopvolger.

  2. Deze vergunning wordt uitsluitend gebruikt door (medewerkers van) de vergunninghouder of door (rechts)personen die aantoonbaar in opdracht van de vergunninghouder handelen. De vergunninghouder blijft daarbij verantwoordelijk voor de juiste naleving van deze vergunning.

  3. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen beschikken op de plaats waar de vergunde activiteit wordt uitgevoerd over een (digitaal) exemplaar van deze beschikking, inclusief alle daarbij behorende bijlagen.

  4. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen zijn aantoonbaar op de hoogte van de inhoud en het doel van deze voorschriften en beperkingen.

  5. De vergunde activiteit wordt uitgevoerd zoals de aangegeven in de aanvraag en bijbehorende passende beoordeling en volgens de voorschriften en beperkingen die aan deze vergunning zijn verbonden. Bij eventuele strijdigheid van de aanvraag en de voorschriften en beperkingen van deze vergunning hebben de laatste voorrang.

  6. Het voornemen tot het uitvoeren van een activiteit in afwijking van de aanvraag wordt schriftelijk gemeld aan de Minister voor Natuur en Stikstof ter attentie van het Cluster Natuurvergunningen (hierna: het bevoegd gezag). Uitvoering ervan kan uitsluitend plaatsvinden na verkregen schriftelijke instemming van of namens het bevoegd gezag. Als zich een incident voordoet, meldt de vergunninghouder dit met alle relevante gegevens onmiddellijk aan het bevoegd gezag. Een incident is in dit geval een onvoorziene gebeurtenis waardoor schade aan de natuurlijke kenmerken in het betrokken beschermde gebied is of kan worden toegebracht, bijvoorbeeld wanneer onbedoeld vrijgekomen schadelijke stoffen een habitattype of habitat- of vogelrichtlijnsoort bedreigen.

  7. Als zich een incident voordoet, is de vergunninghouder verplicht eventuele verontreinigingen zo mogelijk direct te verwijderen en de eventueel opgetreden schade voor zover mogelijk te herstellen, zulks ter beoordeling van het bevoegd gezag.

  8. De vergunninghouder volgt de aanwijzingen op die het bevoegd gezag geeft.

  9. Alle correspondentie met betrekking tot deze vergunning kan per reguliere post of per e-mail (wetnatuurbescherming@minlnv.nl) worden gedaan.

Nadere inhoudelijke voorschriften

Uitvoering

  1. De werkzaamheden worden uitgevoerd op de wijze zoals in de passende beoordeling beschreven.

  2. Het is toegestaan om per jaar maximaal 615.000 m3 baggerspecie uit de haven van Terneuzen te verspreiden in het verspreidingsvak W14_alt 2.

  3. Het is toegestaan om per jaar maximaal 300.000 m3 baggerspecie uit de haven van Hansweert te verspreiden in het verspreidingsvak W04_alt 1.

  4. Het is niet toegestaan om baggerspecie van meer dan twee havens aan de Westerschelde tegelijk te verspreiden;

  5. Het is niet toegestaan om baggerspecie uit de haven van Terneuzen tegelijk te verspreiden met baggerspecie uit het kanaal Gent-Terneuzen;

  6. Het streven is om het verspreiden van baggerspecie zoveel mogelijk buiten de periode 1 april - 1 oktober te laten plaatsvinden;

  7. De waterbodemonderzoeken worden binnen twee maanden nadat deze hebben plaatsgevonden verstrekt aan het bevoegd gezag Wet Natuurbescherming.

  8. Verspreiding van significant verontreinigde baggerspecie dient te worden voorkomen.

  9. Verstoring van de in het gebied aanwezige fauna dient tot een minimum te worden beperkt.

Looptijd en geldigheid

  1. De vergunning is geldig van 9 juli 2022 tot en met 31 december 2028.

TER INFORMATIE

Op grond van afdeling 4.1.1. van de Awb kan een verzoek tot wijziging van de vergunning worden ingediend.

Op grond van artikel 5.4, lid 1 en lid 2, van de Wnb kan de verleende vergunning worden ingetrokken of gewijzigd.

Als de vergunninghouder handelt in strijd met de vergunning, kan op grond van artikel 7.2, lid 2, van de Wnb een last onder bestuursdwang worden opgelegd.

Conform artikel 5:32, lid 1, Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.

 

Hoogachtend

De Minister voor Natuur en Stikstof

namens deze

MT-lid Directoraat-Generaal Natuur, Visserij en Landelijk Gebied

 

Bijlagen:

  1. Passende beoordeling met bijlagen A t/m C.

  2. Vergunningen bestaand gebruik

BEROEP

Bent u het niet eens met het definitieve besluit? Als belanghebbende kunt u hiertegen in beroep gaan. Bent u geen belanghebbende? Dan kunt u in beroep gaan als u op tijd een zienswijze heeft doorgegeven. Verschilt het definitieve besluit inhoudelijk van het ontwerpbesluit? Dan kunt ook in beroep gaan als u geen belanghebbende bent en geen zienswijze heeft doorgegeven.

U kunt uw beroepschrift digitaal of via een brief indienen.

Digitaal dient u in via het beroepschriftformulier:

https://formulier.rechtspraak.nl/burger/bestuur/beroepschrift/rechtbank

U heeft hier een DigiD voor nodig. Let op: het digitale beroepschriftformulier is niet bruikbaar voor rechtspersonen of voor gemachtigden van rechtspersonen. Bedrijven als een besloten vennootschep (bv) of naamloze vennootschap (nv) en organisatie als een stichting of vereniging dienen hun stukken op papier in. Een eenmanszaak, vennootschep onder firma (vof) of commanditaire vennootschap (cv) kan de formulieren wel gebruiken. Zij kunnen inloggen met hun DigiD.

Via een brief. Vermeld in uw beroepschrift:

  • uw naam en adres

  • het besluit waartegen u in beroep gaat

  • waarom u het niet eens bent met de beslissing van het bestuursorgaan

  • wat de beslissing volgens u moet zijn

Dateer en onderteken het beroepschrift. Uw woonplaats is bepalend bij de vraag bij welke rechtbank u uw beroepschrift moet indienen. Heeft u geen woonplaats in Nederland dan is de zetel van het bestuursorgaan bepalend.

Via https://www.rechtspraak.nl/Organisatie-en-contact/Contact#contactgegevens

kunt u nagaan bij welke rechtbank u uw beroepschrift moet indienen.

Stuur de stukken die belangrijk zijn voor de rechter mee met het beroepschrift. In elk geval:

  • het besluit waartegen u beroep instelt.

  • eventuele documenten en foto's waarmee u uw standpunt onderbouwt.

PUBLICATIE BESLUIT

De Minister voor Natuur en Stikstof maakt dit besluit openbaar op grond van artikel 3.1 van de Wet Open Overheid. Het zal onder anonimisering van de persoonsgegevens geplaatst worden op https://puc.overheid.nl/natuurvergunningen.

Naar boven