Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3060/GM, 14 mei 2008, beroep
Uitspraakdatum:14-05-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/3060/GM

betreft: [klager] datum: 14 mei 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Rijnmond te Krimpen aan den IJssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 2 november 2007 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Klagers beroep was aanvankelijk geappointeerd op de zitting van 31 januari 2008. Klager heeft destijds verzocht om aanhouding van de behandeling van de zaak omdat hij in het penitentiair ziekenhuis verbleef in verband met een hongerstaking. De
behandeling van de zaak is aangehouden tot de zitting van 17 april 2008.

Mr. M. de Reus heeft bij schrijven van 11 april 2008 wederom om aanhouding van de behandeling van de zaak verzocht omdat klager opnieuw in het penitentiair ziekenhuis verbleef in verband met een hongerstaking. De voorzitter van de beroepscommissie
heeft
voorafgaand aan de zitting het verzoek afgewezen omdat dit het tweede verzoek om aanhouding betrof en klager zichzelf wederom in de omstandigheden heeft gebracht die aanleiding hebben gegeven voor het verzoek.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 april 2008, gehouden in de p.i. Amsterdam, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. L.A.E. Timmer en [...], hoofd van de medische dienst te Krimpen aan den IJssel.

Klager is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 22 oktober 2007, houdt in dat klager arbeidsgeschikt is bevonden voor werk op de lompenzaal en niet is doorverwezen naar de orthopeed.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is de klacht als volgt toegelicht. Zijn klachten zijn niet serieus genomen en onvoldoende onderzocht. Dit is in strijd met artikel 42, derde lid aanhef en onder c, Pbw. Vanaf het begin was duidelijk dat klager rug- en knieklachten had,
terwijl enkel zijn rug is onderzocht. Enkel van zijn rug zijn foto’s genomen. De knieklachten hadden tevens onderzocht dienen te worden. Klager is vijftien jaar geleden onder behandeling geweest van een orthopeed. In Breda en Zoetermeer was het geen
probleem om overgeplaatst te worden naar een andere werkzaal. Klager zou graag alsnog naar een andere werkzaal worden overgeplaatst, omdat hij op de lompenzaal te lang moet zitten.

Het hoofd van de medische dienst heeft het volgende standpunt ingenomen.
Klager stelt dat hij niet lang kan staan, maar op bijvoorbeeld de metaalzaal wordt hetzelfde soort arbeid geboden. De lompenzaal is geen populaire werkzaal.
De inrichtingsarts en de fysiotherapeut hebben klagers knieklachten onderzocht. Er was geen reden om klager door te verwijzen naar de orthopeed.
Op grond van het huidige klachtenpatroon is klager in staat om werk op de lompenzaal te verrichten.

3. De beoordeling
Uit de stukken, waaronder het medisch dossier, en de behandeling ter zitting is gebleken dat klagers rug- en knieklachten onderzocht zijn door de inrichtingsarts en de fysiotherapeut en dat daarbij geen afwijkingen zijn aangetroffen die klagers
klachten
zouden kunnen verklaren. Voorts is een röntgenfoto van klagers rug gemaakt, waarbij ook geen afwijkingen zijn geconstateerd. Er was geen indicatie om klager door te verwijzen naar een orthopeed.
De beroepscommissie is, gelet op het bovenstaande, van oordeel dat niet is kunnen blijken dat klager ten onrechte arbeidsgeschikt is bevonden of dat geweigerd zou zijn om hem naar behoren te onderzoeken. Het handelen van de inrichtingsarts kan niet
worden aangemerkt als onzorgvuldig en/of in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, dr. ing. C.J. Ruissen en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 14 mei 2008

secretaris voorzitter

Naar boven