Nummer 21/23808/GA
Betreft [klager]
Datum 29 augustus 2022
Uitspraak van de beroepsrechter van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klagers raadsvrouw, mr. J-A.J. Brahm, heeft namens klager beroep ingesteld tegen een uitspraak van de beklagcommissie bij de locatie De Schie te Rotterdam van 5 juli 2021 (S 2020-677). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Aanvankelijk is aan partijen medegedeeld dat deze zaak op de zitting van 1 september 2022 zou worden behandeld. Enkele dagen later is medegedeeld dat de zaak toch schriftelijk zal worden afgedaan. Daarvoor is gekozen omdat, gelet op het volgende, geen inhoudelijke behandeling van de zaak zal plaatsvinden.
2. De ontvankelijkheid
Op grond van artikel 69, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet moet het met redenen omklede beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de uitspraak onderscheidenlijk na die van de mondelinge mededeling van de uitspraak worden ingediend.
De uitspraak van de beklagcommissie is op 5 juli 2021 aan klager, zijn toenmalige raadsman, mr. W.B.O. van Soest, en de directeur toegezonden. Dat staat onderaan de uitspraak van de beklagcommissie en blijkt ook uit brieven van de beklagcommissie aan klager en zijn toenmalige raadsman die zich in het dossier bevinden. Het beroepschrift dateert van 3 oktober 2021 en is op het secretariaat van de RSJ op diezelfde dag ontvangen.
Klagers raadsvrouw stelt dat klager de beslissing niet heeft ontvangen en dat klagers voormalige raadsman op 27 september 2021 navraag heeft gedaan en de beslissing toen pas per e-mail heeft ontvangen. Nog daargelaten dat deze navraag wel erg laat zou zijn gedaan, geldt dat de raadsvrouw haar stellingen op geen enkele manier heeft onderbouwd, zelfs niet met de betreffende e-mail van de voormalige raadsman (nota bene haar kantoorgenoot) aan de beklagcommissie en/of de reactie van de beklagcommissie daarop. De beroepsrechter acht de door de raadsvrouw geschetste gang van zaken, afgezet tegen de stukken van de beklagcommissie, daarom niet aannemelijk geworden.
Gelet op het voorgaande heeft klager niet tijdig beroep ingesteld. Uit het dossier blijkt niet dat daarvoor een goede reden bestond. De beroepsrechter zal klager daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn beroep.
3. De uitspraak
De beroepsrechter verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Deze uitspraak is op 29 augustus 2022 gedaan door mr. drs. F.A.M. Bakker, beroepsrechter, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.
secretaris voorzitter