Onderwerp: Bezoek-historie

22/28838/SGA, 12 augustus 2022, schorsing
Uitspraakdatum:12-08-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/28838/SGA
    
            
Betreft    [verzoeker]
Datum    12 augustus 2022


Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

1. De procedure
De directeur van de Penitentiaire Inrichting Sittard (hierna: de directeur) heeft op 3 augustus 2022 aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van veertien dagen opsluiting in een strafcel, zonder televisie, vanwege (een poging tot) invoer van contrabande in de inrichting, ingaande op 3 augustus 2022 om 14:00 uur en eindigend op 17 augustus 2022 om 14:00 uur. 

Verzoekers raadsman, mr. T.S. van der Horst, heeft op 4 augustus 2022 namens verzoeker gevraagd om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan. 

De voorzitter heeft dit schorsingsverzoek vervolgens toegewezen en de aan verzoeker opgelegde disciplinaire straf geschorst (RSJ 9 augustus 2022, 22/28726/SGA).

Uit een nadere reactie van zowel verzoekers raadsman van 10 augustus 2022 als de directeur van 11 augustus 2022 komt naar voren dat de tenuitvoerlegging van de disciplinaire straf onder aangepaste omstandigheden is voortgezet. Om die reden heeft de voorzitter de nadere reactie van verzoekers raadsman aangemerkt als een (nieuw) verzoek tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van de bovengenoemde disciplinaire straf. 

De voorzitter heeft verder kennisgenomen van de reacties van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval. De voorzitter overweegt daartoe als volgt. 

De voorzitter heeft een eerder schorsingsverzoek met betrekking tot de aan verzoekers opgelegde disciplinaire straf RSJ 9 augustus 2022, 22/28726/SGA de  op 3 augustus 2022aan verzoeker opgelegde disciplinaire straf geschorst. Uit de (nadere) schriftelijke reactie van de directeur komt naar voren dat de tenuitvoerlegging van die disciplinaire straf is voortgezet in een luwtecel op de zorgafdeling. Deze voortzetting onder gewijzigde omstandigheden kan – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – worden aangemerkt als een nieuwe beslissing van de directeur tot oplegging van een disciplinaire straf zoals bedoeld in artikel 51, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Op grond van artikel 58, eerste lid, van de Pbw dient de directeur van elke beslissing als bedoeld in artikel 57, eerste lid, van de Pbw – waaronder de oplegging van een disciplinaire straf – onverwijld schriftelijk een met redenen omklede, gedagtekende en ondertekende mededeling te doen aan de gedetineerde. Verder dient de directeur, zoals artikel 57, eerste lid onder k, van de Pbw voorschrijft, de gedetineerde voorafgaand aan het opleggen van een disciplinaire straf te horen. Het is de voorzitter niet gebleken dat de voortgezette disciplinaire straf door de directeur op schrift is gesteld en aan verzoeker is uitgereikt of dat hij hierover is gehoord. Verzoeker is eerder gehoord over het feitencomplex waarop de geschorste disciplinaire straf is gebaseerd en heeft van die straf daarvan een schriftelijke mededeling ontvangen. Nu de voorzitter de tenuitvoerlegging van die disciplinaire straf door middel van uitspraak RSJ 9 augustus 2022, 22/28726/SGA heeft geschorst, is het bestaan van die beslissing in feite vernietigd. De directeur had dan ook – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – een nieuwe beslissing moeten nemen met inachtneming van de bovengenoemde wettelijke voorschriften. Nu dit niet is gebeurd, is de voortzetting van de disciplinaire straf – nog steeds voorlopig oordelend – in strijd met de wet. De voorzitter zal het verzoek dan ook toewijzen. 

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.


Deze uitspraak is op 12 augustus 2022 gegeven door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven