Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/28469/SGA, 25 juli 2022, schorsing
Uitspraakdatum:25-07-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 22/28469/SGA

Betreft [verzoeker]

Datum 25 juli 2022

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichtingen Middelburg (hierna: de directeur) heeft beslist om verzoeker te degraderen naar het basisprogramma.

Verzoekers raadsvrouw, mr. S. van Minderhout, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (beklagkenmerk MB-2022-000219).

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Namens verzoeker wordt aangevoerd dat er geen kenbare belangenafweging is gemaakt. Dit is wel noodzakelijk, nu verzoeker betwist dat hij zich grensoverschrijdend heeft gedragen tegenover vrouwelijke medewerksters. Er is geen sprake van gedrag op grond waarvan verzoeker gedegradeerd kan worden.

Uit de schriftelijke reactie van de directeur, waaronder de bestreden beslissing, komt naar voren dat verzoeker op staande voet is ontslagen bij zijn arbeidsplek vanwege zijn gedrag tegenover vrouwelijke medewerksters daar. Die medewerksters hebben verklaard dat hij te dichtbij kwam, te lang en indringend oogcontact zocht en zich aan hen opdrong. De directeur stelt dat verzoeker is gedegradeerd omdat hij de afspraken niet nakomt.

De voorzitter overweegt als volgt.

Uit de nota van toelichting bij de wijziging van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) in verband met de wijziging inzake het systeem van promoveren en degraderen (Stcrt. 2020, nr. 49131) komt naar voren dat uitgangspunt is dat gedetineerden zelf verantwoordelijkheid nemen voor hun detentie en re-integratie. Om te kunnen promoveren naar en te kunnen verblijven in het plusprogramma dient een gedetineerde aan te tonen dat zijn motivatie en inzet om zijn re-integratiedoelen te verwezenlijken, bestendig zijn. Promoveren en degraderen zijn dus afhankelijk van de mate van verantwoordelijkheid die de gedetineerde toont voor zijn eigen re-integratie, wat onder meer uit zijn gedrag kan blijken.

Uit de bestreden beslissing komt naar voren dat verzoeker is gedegradeerd op basis van ongewenst gedrag, bestaande uit direct ontslag vanwege grensoverschrijdend gedrag naar vrouwelijke medewerksters. Indien een gedetineerde ongewenst gedrag vertoont, kan de directeur op grond van artikel 1d, vierde lid, van de Regeling beslissen tot degradatie. Bij het nemen van die beslissing dient de directeur volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie het gedrag te benoemen dat tot de degradatie leidt en een kenbare belangenafweging te maken. Vanwege de ingrijpende gevolgen van die beslissing voor de gedetineerde, maar ook vanwege de toetsbaarheid van die beslissing achteraf door de beklag- en beroepscommissie, dient deze belangenafweging inzichtelijk te zijn en schriftelijk te worden vastgelegd. Het is de voorzitter in dit geval niet gebleken dat er enige (inzichtelijke en deugdelijke) belangenafweging ten grondslag heeft gelegen aan de bestreden beslissing. Gelet daarop zal de voorzitter het verzoek toewijzen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing schorsen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

Deze uitspraak is op 25 juli 2022 gegeven door mr. R.H. Koning, voorzitter, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven