Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/28234/SGA, 8 juli 2022, schorsing
Uitspraakdatum:08-07-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 22/28234/SGA        

Betreft [verzoeker]

Datum 8 juli 2022

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting Leeuwarden (hierna: de directeur) heeft aan verzoeker een ordemaatregel opgelegd van uitsluiting van deelname aan activiteiten en observatie doormiddel van cameratoezicht, voor de duur van veertien dagen, vanwege verzoekers (medische) gemoedstoestand, ingaande op 5 juli 2022 om 15:35 uur en eindigend op 19 juli 2022 om 15:35 uur.

Verzoekers raadsvrouw, mr. M.C. Pedrotti, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift.

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat deels het geval.

Namens verzoeker wordt aangevoerd dat onvoldoende redenen bestaan voor de beslissing tot het toepassen van cameratoezicht voor de duur van veertien dagen. De beslissing is onvoldoende gemotiveerd. In het klaagschrift wordt naar voren gebracht dat niet is voldaan aan artikel 24a, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Niet gebleken is dat de directeur voorafgaand aan de beslissing tot het toepassen van cameratoezicht advies heeft ingewonnen van de gedragsdeskundige of inrichtingsarts.

Uit de schriftelijke reactie van de directeur komt naar voren dat verzoeker eerder op 23 juni 2022 een identieke ordemaatregel opgelegd heeft gekregen. Er is destijds op grond van een gedragsdeskundig advies geadviseerd verzoeker te observeren door middel van cameratoezicht, vanwege zorgen over een mogelijk psychotisch beeld en zijn gemoedstoestand. Op 5 juli 2022 is de bestreden beslissing opgelegd, vanwege verzoekers zorgelijke medische toestand. Verzoeker gebruikt zijn diabetesmedicatie niet op de juiste manier en dit kan ernstige gevolgen met zich meebrengen. Daarnaast is sprake van een waanwereld, waardoor hij dermate bedreigend voor medebewoners en het personeel. Om die reden is verzoekers deelname aan gezamenlijke activiteiten ongewenst. Ook is de ordemaatregel noodzakelijk in afwachting van het verzoek van de directeur tot verzoekers overplaatsing naar een meer passende setting.

Voor zover namens verzoeker schorsing wordt gevraagd van de uitsluiting van deelname aan activiteiten, acht de voorzitter de beslissing in zoverre niet op voorhand onredelijk of onbillijk. De voorzitter overweegt daartoe dat de beslissing van de directeur, gelet op het voorgaande en vanwege de handhaving van de orde en veiligheid zoals bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Pbw, op dit moment noodzakelijk geacht moet worden. In zoverre zal de voorzitter het verzoek afwijzen.

Voor zover namens verzoeker schorsing wordt gevraagd van het cameratoezicht, overweegt de voorzitter als volgt. Op grond van artikel 24a, tweede lid, van de Pbw wint de directeur advies in van een gedragsdeskundige of de inrichtingsarts alvorens hij een beslissing neemt over de observatie door middel van cameratoezicht zoals bedoeld in het eerste lid van de voornoemde bepaling. Het is de voorzitter niet gebleken dat de directeur zich voorafgaand aan het nemen van de beslissing (van 5 juli 2022) tot het opleggen van het cameratoezicht door een gedragsdeskundige of de inrichtingsarts heeft laten adviseren. Uit de stukken is ook niet gebleken, of dat heeft de directeur onvoldoende uitgelegd, waarom het advies van deze deskundigen niet afgewacht kon worden. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is de beslissing in zoverre dan ook niet in overeenstemming met het bepaalde in artikel 24a, tweede lid, van de Pbw genomen. Het verzoek zal daarom in zoverre worden toegewezen.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af met betrekking tot de uitsluiting van deelname aan activiteiten en wijst het verzoek met betrekking tot het cameratoezicht toe en schorst in zoverre de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

Deze uitspraak is op 8 juli 2022 gegeven door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven