Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/23779/GA, 11 augustus 2022, beroep
Uitspraakdatum:11-08-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    21/23779/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    11 augustus 2022


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de gang van zaken in de inrichting, waardoor hij te lang in het arrestantenregime heeft verbleven.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Grave heeft op 14 oktober 2021 het beklag ongegrond verklaard (GO-2021-538). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. F.H.J. de Graaf, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klagers raadsvrouw en […], juridisch medewerker bij de PI Grave, gehoord op de (digitale) zitting van 17 juni 2022. Klager had de zitting kunnen bijwonen door fysiek bij zijn raadsvrouw aanwezig te zijn, maar van die mogelijkheid heeft hij geen gebruik gemaakt.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager is op 4 augustus 2021 in het arrestantenregime van de PI Grave geplaatst. Ruim zes weken nadat hij daar was geplaatst, is hij voor de eerste keer in het multidisciplinair overleg (MDO) besproken (op 16 september 2021). Er zou toen onvoldoende duidelijkheid zijn over klagers doelen. Daarom is hij op 23 september 2021 nogmaals in het MDO besproken. Op die dag heeft de directeur een selectieadvies verstuurd naar de selectiefunctionaris met klagers voorkeur voor het Justitieel Complex (JC) Zaanstad. Toen te kennen werd gegeven dat klager daar niet kon worden geplaatst (omdat hij alleen op een eenpersoonscel (EPC) kan verblijven), is – volgens de directeur – doorgegeven dat klager in elk geval graag in de omgeving van Amsterdam wenst te worden geplaatst.

De selectiefunctionaris heeft (namens de Minister voor Rechtsbescherming) op 7 oktober 2021 beslist om klager te plaatsen in de gevangenis van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen. In die beslissing wordt niet gesproken over correspondentie van na 23 september 2021, dus het is de vraag of die correspondentie wel heeft plaatsgevonden. Klager weet in elk geval niet wanneer die precies zou moeten hebben plaatsgevonden.

De directeur had zorgvuldiger en voortvarender te werk moeten gaan. Het verbaast klager dat hij pas na zes weken voor het eerst in het MDO is besproken. De maximale termijn van acht weken verblijf in het arrestantenregime is dan immers al bijna verstreken. Daardoor was er te weinig tijd voor tegenslagen in het proces en voor het zoeken naar een nieuwe, geschikte plek voor klager. 

Klager heeft al bij binnenkomst kenbaar gemaakt dat hij wenste te worden geplaatst in het JC Zaanstad, de PI Middelburg of een (andere) inrichting in de omgeving van Amsterdam. Het is niet duidelijk welke informatie tussen 16 september 2021 en 23 september 2021 is ingewonnen. De directeur had er in elk geval voor moeten zorgen dat er voldoende informatie beschikbaar was op 16 september 2021. Het is daarnaast onzorgvuldig dat de directeur aanvankelijk alleen het JC Zaanstad als voorkeur van klager aan de selectiefunctionaris had doorgegeven, temeer nu het MDO had moeten weten dat klager daar niet kan worden geplaatst. Het is onduidelijk of na 23 september 2021 (voldoende voortvarend) is gecorrespondeerd tussen de directeur en de selectiefunctionaris.

De achtwekentermijn is er niet voor niets. Het is te simpel om te oordelen dat de wet er geen gevolgen aan verbindt. De selectiefunctionaris heeft een beslistermijn van zes weken, dus het is evident dat de achtwekentermijn met deze gang van zaken niet wordt gehaald. Er waren geen bijzondere omstandigheden in klagers geval. Hij heeft gewoon aangegeven dat hij naar de regio Amsterdam wilde. Het was niet nodig dat het MDO werd uitgesteld. De beroepscommissie heeft geoordeeld dat de selectiefunctionaris binnen de termijn heeft beslist (RSJ 1 juni 2022, 21/24571/GB), dus het verwijt treft de inrichting.

Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren, klager een tegemoetkoming toe te kennen voor het schenden van de termijn en de directeur te veroordelen in de proceskosten.

Standpunt van de directeur
De ervaring leert dat als een arrestant in de zevende week wordt aangeboden voor selectie in een reguliere gevangenis, er tijdig wordt geselecteerd en doorgeplaatst. In klagers geval is dat anders gelopen, (mede) omdat de selectiefunctionaris op 23 september 2021 nog heeft gevraagd om naar klagers voorkeur te vragen, omdat hij niet in het JC Zaanstad kon worden geplaatst. De casemanager heeft dat toen gevraagd en klagers voorkeur (voor de omgeving Amsterdam) teruggekoppeld aan de selectiefunctionaris. Op 7 oktober 2021 is klager geselecteerd voor een locatie van de PI Veenhuizen. De selectiefunctionaris heeft dus kennelijk nog bijna twee weken nodig gehad, maar dat is niet aan de inrichting te wijten.

Arrestanten worden doorgaans in de zesde week van hun verblijf besproken ten behoeve van de doorplaatsing. Dat was in klagers geval de week van 16 september 2021. Toen is de bespreking aangehouden, omdat niet bekend was wat klagers re-integratiedoelen en zorgbehoeften waren, doordat de casemanager klager nog niet goed had kunnen screenen. In het selectieadvies is vervolgens ook aangegeven dat klager niet kon worden gescreend, omdat hij niet op de betreffende vragen wilde ingaan.

Ter zitting is namens de directeur aangegeven dat zou moeten worden nagevraagd waarom arrestanten niet eerder dan de zesde week van hun verblijf worden besproken in het MDO. Het is evenwel een uitzondering dat de achtweektermijn niet wordt gehaald.

De PI Grave heeft zelf geen reguliere gevangenisafdeling.

3. De beoordeling
Klager heeft langer dan de wettelijke termijn van acht weken in het arrestantenregime verbleven. De beroepscommissie is van oordeel dat dit voor risico van de directeur komt, omdat de gehanteerde termijn waarop klager in het MDO is besproken in het kader van zijn doorplaatsing (namelijk in de zesde week van zijn verblijf) zodanig is, dat te verwachten valt dat de wettelijke termijn bij enige (externe), onvoorziene vertraging wordt overschreden.

Voor dit oordeel is met name van belang dat de selectiefunctionaris een wettelijke beslistermijn heeft van zes weken en dat een gedetineerde nadien mogelijkerwijs nog enige tijd op een wachtlijst komt te staan (bij klager ging dat om de periode van 7 oktober 2021 tot 13 oktober 2021, zo volgt uit RSJ 1 juni 2022, 21/24571/GB). Gelet op de ervaring van de PI Grave dat de selectiefunctionaris bij arrestanten doorgaans (veel) sneller dan binnen zes weken beslist, zal het weliswaar niet nodig zijn om het MDO al binnen twee weken te houden (en dat zou praktisch ook weleens moeilijk haalbaar kunnen zijn), maar het is voor de inrichting in de regel wel direct al duidelijk of een arrestant een detentie van langer dan acht weken moet ondergaan. Daarom valt niet in te zien waarom een MDO niet eerder dan in de zesde week kan worden gehouden.

De beroepscommissie is zich er overigens van bewust dat zij met dit oordeel afwijkt van het oordeel in RSJ 8 juni 2020, R-19/3833/GA. Daarin is immers overwogen: “De directeur heeft een zorgplicht om de arrestant die is geplaatst in het arrestantenregime binnen de wettelijke termijn van acht weken ter selectie aan te bieden”. De beroepscommissie komt, gelet op wat hiervoor is overwogen, terug van dat uitgangspunt.

Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat door en/of namens de directeur onvoldoende voortvarend is gehandeld in het kader van klagers doorplaatsing uit het arrestantenregime in een reguliere gevangenis. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €7,50.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €7,50.


Deze uitspraak is op 11 augustus 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, F. van Dekken en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven