Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24909/GM, 4 juli 2022, beroep
Uitspraakdatum:04-07-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 21/24909/GM     

Betreft [Klager]

Datum 4 juli 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Almelo (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat hij geen of niet tijdig pijnmedicatie en Viagra heeft ontvangen.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager gehoord op de zitting van 26 april 2022 in de PI Vught. Verder heeft de beroepscommissie […], inrichtingsarts, en […], hoofd zorg, (digitaal) gehoord.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager krijgt al geruime tijd geen of niet tijdig zijn pijnmedicatie, terwijl hij veel pijn ervaart aan – in het bijzonder – zijn lies. Klager slikt al geruime tijd pijnmedicatie en heeft dit echt nodig. Daarnaast zou klager Viagra krijgen ten behoeve van het bezoek zonder toezicht (BZT), maar ook dit wordt hem geweigerd door de verpleegkundige. Klager wil voor zijn pijnklachten aan zijn rug niet geopereerd worden, omdat hij bang is voor die operatie.

Standpunt van de inrichtingsarts

Het continueren van de pijnmedicatie is niet gebeurd en dat is dus niet goed gegaan. Klager heeft vier dagen geen medicatie gekregen. De apotheker heeft aangegeven dat de medicatie voorradig is. Het klopt niet dat hem alle medicatie is onthouden, omdat op de afdeling altijd paracetamol aanwezig is. Dit had misschien beter gecommuniceerd kunnen worden naar klager. De medische dienst wist echter niet tijdig welke pijnmedicatie klager precies zou krijgen. Normaal wordt dit besproken in de MIP-commissie, maar vanwege de getroffen coronamaatregelen is dit niet gebeurd.

De inrichtingsarts heeft duidelijk aangegeven dat hij alleen Viagra voorschrijft, als klager bereid is om aan zijn verslaving te werken. Er is overleg geweest tussen twee inrichtingsartsen en beide artsen verschilden van mening of aan klager Viagra kan worden voorgeschreven. De één vindt van wel, de ander vindt van niet. Uit coulance is besloten om de Viagra te continueren. Klager heeft één keer of een paar keer geen Viagra gekregen voorafgaand aan het BZT. Later is erkend dat dit wisselende beleid niet het juiste beleid is. Er is toen gekozen om één beleid te kiezen en aan klager Viagra voor te schrijven.

3. De beoordeling

Het niet ontvangen van pijnmedicatie

Uit het dossier volgt dat klager vier dagen geen pijnmedicatie heeft ontvangen, terwijl dit wel had gemoeten. Ter zitting wordt erkend dat het regelen van de medicatie voor klager niet op de juiste manier is gegaan en dat de reden daarvan niet bekend is. Nu klager zijn pijnmedicatie niet heeft ontvangen, dient dit handelen te worden gekwalificeerd als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw).

Het beleid ten aanzien van het voorschrijven van Viagra

De beroepscommissie stelt op basis van het dossier en wat ter zitting is toegelicht vast dat er een verschillend beleid is gevoerd ten aanzien van het voorschrijven van Viagra kort voorafgaand aan het BZT. Een (collega) inrichtingsarts heeft bepaald dat klager wel Viagra zou worden verstrekt, terwijl een andere inrichtingsarts dit niet wilde. Het afwisselend wel en niet verstrekken van Viagra, waardoor klager in ieder geval één dag geen Viagra heeft ontvangen, acht de beroepscommissie in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Pbw.

Conclusie

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €75,-.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €75,-.

Deze uitspraak is op 4 juli 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, drs. M.P. Frankenhuis en drs. K.M.P.A.M. Habryka, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven