Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8686/GA, 23 augustus 2022, beroep
Uitspraakdatum:23-08-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    R-20/8686/GA
    
            
Betreft    [Klager]
Datum    23 augustus 2022


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden (hierna: de directeur)

1. De procedure
[Klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de weigering van de directeur om klager inzage te geven in zijn volledige penitentiair- en inrichtingsdossier.

De beklagcommissie bij de PI Leeuwarden heeft op 27 november 2020 het beklag gegrond verklaard en de directeur opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak (LW-2020-518). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur, klager en zijn raadsman mr. R. van ‘t Land in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
Klager wenst in zijn penitentiair dossier opgenomen zaken te rectificeren. Hoewel klager de noodzaak van zijn verzoek tot inzage niet voldoende had onderbouwd, is hij hiertoe wel in de gelegenheid gesteld. De inzage en verstrekking van kopieën van het volledige dossier, heeft voor klager niet geleid tot het gewenste resultaat. In overleg met de casemanager werd klagers verzoek tot inzage meer specifiek geformuleerd en bleek specifiek gericht op omstandigheden die een rol hebben gespeeld rondom een incident dat betrekking had op het inzichtelijk zijn van klagers persoonlijke Skype-gegevens. Alle hierop betrekking hebbende gegevens zijn klager ter inzage aangeboden en klager heeft hiervan afschriften/kopieën ontvangen. 
Klager heeft daarna verzocht om inzage in zijn dagrapportage. De dagrapportage betreft een ruwe versie van aantekeningen van het personeel, die als bouwstenen worden geraadpleegd en gebruikt ten behoeve van het opstellen van de rapportages in het Detentie- en regintegratieplan (hierna: D&R) plan. Alle informatie uit het inrichtingsdossier is voorafgaand aan klagers verzoek opgenomen in het penitentiair dossier en/of aan klager verstrekt. Klager heeft volledige inzage in en kopieën gekregen van de in het penitentiair dossier opgenomen rapportage. Er is daarom geen noodzaak aanwezig tot het openbaar maken van de dagrapportage. Klager zal hierin geen andere informatie aantreffen dan wat hem reeds is verstrekt. Klager heeft geen (nadere) opgave gedaan van stukken die hij in kopie wilde ontvangen en evenmin heeft klager nader opgegeven welk belang hij heeft bij de kopie van het volledige penitentiair dossier. Het niet verstrekken van een kopie van het volledige penitentiair dossier is niet onredelijk en onbillijk.


Ter zitting van de beklagcommissie heeft klager verklaard dat sprake zou zijn geweest van het door een mentor/penitentiaire inrichtingswerker delen van informatie aan een onderzoeksteam. Klager zou hiermee geconfronteerd zijn tijdens een verhoor. Verslaglegging hiervan zou tot uiting komen in de dagrapportage. De hiermee gepaarde gevoeligheid zou klager mogelijk schaden. De door klager geschetste omstandigheden zijn de directeur geheel onbekend en hier bestaat dan ook geen verslaglegging van. Bovendien is dat wat klager ter zitting heeft aangevoerd met betrekking tot het delen van informatie aan een onderzoeksteam geen onderdeel van de oorspronkelijke klacht. Uit het voorgaande blijkt dat klager slechts om inzage tot het penitentiair dossier heeft verzocht, wat volledig is toegekend. 

In een nadere toelichting op het beroepschrift heeft de directeur aangevoerd dat klager op de Lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-lijst) staat en dat aan hem de GVM-status ‘hoog’ is toegekend. Er zijn gronden aanwezig klagers inzagerecht in relatie tot de dagrapportages in te perken. De wet biedt een recht op inzage en/of verstrekking van de inrichtingsrapportage /dagrapportage, maar inzage in vertrouwelijke documenten kan door de directeur worden beperkt indien dit noodzakelijk is voor de bescherming van de rechten of vrijheden van anderen, in dit geval van personeel en/of de inrichting. Klager verblijft binnen de Afdeling Intensief Toezicht (AIT). De AIT laat zich kenmerken door de aanwezigheid van extra aandacht behoevende gedetineerden op wie maximaal en intensief toezicht wordt uitgeoefend. Het openbaar maken van verslaglegging van hun gedragingen en/of onderlinge verbanden acht de directeur onwenselijk. Verstrekking van de gegevens brengt een verhoogd risico in relatie tot de orde en veiligheid met zich mee. In klagers specifieke situatie is derhalve een afweging gemaakt om de dagrapportage niet te verstrekken. Het verstrekken van de rapportage zal voor klager daarnaast niet tot het gewenste resultaat leiden, aangezien de specifiek door klager verzochte informatie niet in de verslaglegging voorkomt.

Standpunt van klager
De Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) is in het leven geroepen als codificatie van communautair recht en garandeert nu juist dat kan worden kennisgenomen van wat bij een overheidsinstantie bekend is over een persoon en dat die persoon inzicht wordt geboden in het proces en dat die persoon de gegevens op onjuistheden kan controleren, en zo nodig aanvechten. De directeur ziet over het hoofd dat de dagrapportages niet mogen verworden tot een soort roddelrubriek, waarbij door de overheid onbeperkt zaken mogen worden genoteerd zelfs als die evident niet waar zijn. Wanneer dagrapportages omvatten waarvoor zij zijn bedoeld, staat er niets aan klagers inzage in die rapportages in de weg. Alleen als dat anders is, is er een gegronde reden om de rapportages achter te houden. Reden te meer voor klager om te vragen om openbaarmaking ervan. 

3. De beoordeling
In het penitentiair dossier worden de in artikel 36 en 37, eerste lid, van de Penitentiaire maatregel (Pm) genoemde documenten opgenomen. In het inrichtingsdossier worden, op grond van artikel 37, tweede lid, van de Pm de overige op de gedetineerde betrekking hebbende stukken opgenomen. Deze worden gerangschikt naar onderwerp in chronologische volgorde. In de in artikel 36 en 37, eerste lid, van de Pm opgenomen opsomming van stukken die in het penitentiair dossier dienen te worden opgenomen, worden niet de dagrapportages genoemd. Hieruit volgt dat deze niet vallen onder het penitentiair dossier, maar onder het inrichtingsdossier.

De beroepscommissie begrijpt uit de stukken dat de directeur informatie uit klagers inrichtingsdossier heeft opgenomen in klagers penitentiair dossier en het penitentiair dossier volledig in kopie aan klager heeft verstrekt. Klager wilde echter ook de dagrapportage ontvangen in verband met een incident rond Skype-gegevens.

De directeur heeft in beroep aangevoerd dat klager een GVM-status heeft en op de AIT verblijft. Het openbaar maken van de verslaglegging van gedragingen en/of onderlinge verbanden van gedetineerden op die afdeling is onwenselijk volgens de directeur. Verstrekking van de gegevens brengt namelijk een verhoogd risico in relatie tot de orde en veiligheid met zich mee. Het weigeren van inzage in de dagrapportage is volgens de directeur noodzakelijk voor de bescherming van de rechten of vrijheden van anderen, in dit geval van personeel en/of de inrichting. Volgens de directeur is in klagers specifieke situatie daarom een afweging gemaakt om de dagrapportage niet te verstrekken.

De beroepscommissie heeft eerder geoordeeld dat de – inmiddels vervallen – Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) uitkomst moet bieden in de beantwoording van de vraag of een gedetineerde inzage kan verkrijgen in de persoonsgegevens, in het bijzonder de gegevens uit zijn inrichtingsdossier, die door de directeur van de inrichting worden verwerkt (RSJ 17 maart 2014, 13/2770/GA). Sinds 25 mei 2018 geldt de Wbp niet meer en is de AVG van toepassing. Naast de AVG is er een aparte Richtlijn gegevensbescherming politie en justitie. Deze richtlijn is in Nederland per 1 januari 2019 geïmplementeerd in de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg). In artikel 1, onder d, van de Wjsg is bepaald dat onder tenuitvoerleggingsgegevens wordt verstaan persoonsgegevens of gegevens over een rechtspersoon inzake de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen, die in een dossier of een ander gegevensbestand zijn of worden verwerkt. Gelet op het feit dat de dagrapportage waarin klager inzage wenst, betrekking heeft op de tenuitvoerlegging van de straf, is de beroepscommissie van oordeel dat de Wjsg van toepassing is op zowel het penitentiair dossier als het inrichtingsdossier (zie ook RSJ 12 juli 2021, R-20/5842/GA).

Het inzagerecht is geregeld in de artikelen 18, 21 en 51b van de Wjsg. Artikel 21, tweede lid, van de Wjsg bepaalt dat een verzoek als bedoeld in artikel 18, eerste lid, of artikel 22, eerste en tweede lid, van de Wjsg wordt afgewezen voor zover dit een noodzakelijke en evenredige maatregel is:
a.    ter vermijding van belemmering van de gerechtelijke onderzoeken of procedures;
b.    ter vermijding van nadelige gevolgen voor de voorkoming, de opsporing, het onderzoek en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen;
c.    ter bescherming van de openbare veiligheid;
d.    ter bescherming van de rechten en vrijheden van derden of
e.    ingeval van een kennelijk ongegrond of buitensporig verzoek, als bedoeld in artikel 25, tweede lid.

Bij een afweging van de omvang van het inzagerecht zal de directeur in ogenschouw moeten nemen dat, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, een effectief inzagerecht zal moeten inhouden het herkennen, begrijpen, controleren en – zo nodig – kunnen aanvechten van de gegevens. In de beslissing van de directeur op het verzoek om inzage zal de directeur moeten laten blijken dat hij hieromtrent een concrete afweging heeft gemaakt (vgl. RSJ 17 maart 2014, 13/2770/GA). De beroepscommissie heeft eerder geoordeeld dat de enkele stelling dat in de gegevens die in het inrichtingsdossier zijn opgenomen, de namen van anderen zijn opgenomen waaronder welk personeelslid wat heeft opgemerkt, geen reden kan vormen voor inperking van het inzagerecht. Dit is slechts anders indien door bekendmaking van deze gegevens de orde en veiligheid in de inrichting in het geding komt (zie RSJ 8 mei 2017, 16/4111/GA). Daarbij merkt de beroepscommissie op dat de persoonlijke werkaantekeningen van het personeel nimmer openbaar zijn en geen deel uitmaken van het inrichtingsdossier en dat de directeur namen mag anonimiseren of gegevens mag afschermen ter bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. In de beslissing van de directeur op het inzageverzoek dient hieromtrent een afweging te worden gemaakt. 

Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie – evenals de beklagcommissie – van oordeel dat de directeur klager inzage dient te geven in zijn penitentiair- en inrichtingsdossier met inachtneming van het bovenstaande. Gelet op het voorgaande, zal het beroep van de directeur ongegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie worden bevestigd met wijziging van de gronden en zal de directeur worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.


Deze uitspraak is op 23 augustus 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A.M.G. Smit en mr. D.R. Sonneveldt, leden, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven