Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/27585/SJA, 3 juni 2022, schorsing
Uitspraakdatum:03-06-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 22/27585/SJA

Betreft [verzoeker]

Datum 3 juni 2022

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker], geboren op [geboortedatum] (hierna: verzoeker)

1. De procedure

De directeur van de Justitiële Jeugdinrichting (JJI) Lelystad (hierna: de directeur) heeft beslist:

a.  verzoekers scholings- en trainingsprogramma (STP) voor de duur van (ten minste) vier weken te pauzeren;

b.  dat verlof nadien zal beginnen met een begeleid verlof in de buurt van Lelystad;

c.  dat verzoekers werk bij de McDonalds (vooralsnog) geen doorgang kan vinden.

Verzoekers raadsman, mr. R.J.A. van den Munckhof, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

Namens de voorzitter is de directeur op 1 juni 2022 gevraagd om nadere inlichtingen ten aanzien van de ernst van het letsel en de eventuele betrokkenheid van een groepsgenoot. De directeur heeft hier op 2 juni 2022 op gereageerd. Deze reactie is toegestuurd aan verzoeker en zijn advocaat.

De voorzitter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift (dat ook als klaagschrift is ingediend), de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en de nadere reacties van de raadsman en verweerder.

2. De beoordeling

Reikwijdte van het verzoek en de onderliggende klachten

Verzoekers raadsman heeft in het verzoekschrift (dat ook het klaagschrift is) niet helemaal duidelijk aangegeven waar zich dit tegen richt. Hij schrijft daarin namelijk waar de klacht “met name” op ziet en benoemt daarnaast de beklaggronden artikel 65, eerste lid, onder g., l. en n., van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj). Van een disciplinaire straf (sub g.) is echter niet gebleken en de laatste grond (sub n.) is erg breed en bovendien niet uitgewerkt.

In de nadere toelichting wijst verzoekers raadsman in het kader van de ontvankelijkheid enkel op de mededeling waarop ‘25 mei 2022’ is geschreven, waarin de beslissingen zijn genoemd die hierboven (onder 1. De procedure) staan vermeld. De argumentatie is ook hoofzakelijk daarop gericht. Daarom houdt de voorzitter het er – voorlopig oordelend – voor dat het verzoek en het beklag alleen daarop zien.

Gelet op deze afbakening, en nu de directeur geen andere datum noemt waarop de hiervoor genoemde beslissingen (zouden) zijn genomen of een toelichting geeft op de datum 25 mei 2022, wordt het ontvankelijkheidsverweer van de directeur in het kader van dit schorsingsverzoek verworpen.

Beslissing b.

Verzoeker heeft geen belang bij een toewijzing van het verzoek tot schorsing van de wijze waarop het verlof te zijner tijd weer wordt opgestart. Daarvoor moet een nieuwe beslissing genomen worden en de voorzitter is niet bevoegd om de directeur op te dragen een nieuwe beslissing te nemen of om te bepalen dat deze uitspraak daarvoor in de plaats treedt (zoals bedoeld in artikel 73, derde lid, onder a. en b., van de Bjj). Nu verzoeker in zoverre geen belang heeft bij een toewijzing, zal de voorzitter het verzoek op dit punt afwijzen.

Beslissingen a. en c.

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Zij zal dat hieronder toelichten.

De voorzitter begrijpt de zorgen die namens verzoeker zijn geuit over de voortgang van zijn PIJ-maatregel. Uit wat verzoekers raadsman (met stukken onderbouwd) uiteen heeft gezet volgt dat verzoekers PIJ-maatregel in een vergevorderd stadium was, dat verzoeker bij de McDonalds een eerste baantje had gevonden en dat hij ook overigens positieve ontwikkelingen doormaakte in de afgelopen maanden.

Daar staat tegenover dat de directeur verzoeker in verband brengt met een mishandeling van een groepsgenoot. De overgelegde foto’s tonen serieus letsel bij deze groepsgenoot. De directeur heeft te kennen gegeven dat daarvan ook aangifte wordt gedaan, zowel tegen verzoeker als tegen de andere aanwezige groepsgenoot. Tegen deze achtergrond begrijpt de voorzitter dan ook dat met “het uit elkaar halen van de heren”, zoals dat is gerapporteerd, is bedoeld dat zij op dat moment alle drie aan elkaar zaten.

Verzoekers raadsman noemt de mishandeling “een incidentje” en “een dusdanig simpel en veelvoorkomend incident” dat niet te verklaren zou zijn dat er zware sancties op worden gesteld (anders dan doordat de instelling gemaakte fouten zou willen vergoelijken). De voorzitter volgt de raadsman – voorlopig oordelend – niet in dit proportionaliteitsverweer. Fysiek geweld richting groepsgenoten is ernstig en het is niet verwonderlijk dat de directeur dat sanctioneert. Als gezegd, is er serieus letsel geconstateerd. In dat kader acht de voorzitter tot slot van belang dat de beslissingen – zoals die zijn geformuleerd – kennelijk niet alleen als straf zijn bedoeld, maar ook als maatregel om nieuwe incidenten te voorkomen.

Nu de beslissing van de directeur niet op voorhand als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt, zal de voorzitter het verzoek ook voor het overige afwijzen.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

Deze uitspraak is op 3 juni 2022 gegeven door mr. P. de Bruin, voorzitter, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven