Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24571/GB, 1 juni 2022, beroep
Uitspraakdatum:01-06-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 21/24571/GB

Betreft [klager]

Datum 1 juni 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft op 1 oktober 2021 bezwaar ingesteld tegen de (fictieve) weigering om klager vanuit het arrestantenregime naar het gevangenisregime over te plaatsen.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 7 oktober 2021 beslist klager te plaatsen in de gevangenis van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen.

Op 15 oktober 2021 is namens klager kenbaar gemaakt dat het bezwaar tevens is gericht tegen de beslissing van 7 oktober 2021.

Verweerder heeft op 1 december 2021 beide bezwaren ongegrond verklaard.

Klagers raadsvrouw, mr. F.H.J. de Graaf, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is op 3 augustus 2021 aangehouden voor het uitzitten van een openstaande gevangenisstraf. Hij is op 4 augustus 2021 geplaatst in het arrestantenregime van de Penitentiaire Inrichting (PI) Grave. Hij zou slechts acht weken in de PI Grave verblijven en dan zou hij worden overgeplaatst naar een andere inrichting, omdat zijn detentie de termijn van acht weken overschrijdt.

Ruim zes weken na binnenkomst in de PI Grave is klager op 16 september 2021 voor het eerst besproken in het multidisciplinair overleg (MDO). Op 23 september 2021 is het selectieadvies aangeboden aan verweerder en is kenbaar gemaakt dat klager graag in het Justitieel Complex Zaanstad wilde worden geplaatst.

Ten aanzien van het ontvankelijkheidsvraagstuk geldt dat beide bezwaarschiften inhoudelijk zijn behandeld en er geen doorzending heeft plaatsgevonden.

Verweerder heeft erkend dat er sprake is van een termijnoverschrijding. De beslissing is op dag 65 genomen en de feitelijke overplaatsing heeft nog een week op zich laten wachten. Daarom had het bezwaar in ieder geval gegrond moeten worden verklaard.

Klager verzoekt vanwege de termijnoverschrijding een tegemoetkoming. Hij heeft een verweerschrift van de directeur van de PI Grave overgelegd waaruit zou moeten blijken dat het te laat nemen van de selectiebeslissing en de te late overplaatsing het gevolg zijn van niet voortvarend handelen van verweerder. Dat is nadelig voor klager vanwege de verschillen die gelden tussen het arrestantenregime en het gevangenisregime. De overschrijding van de harde termijn van 56 dagen is niet redelijk. Het onderzoek waarover wordt gesproken vormt, zeker zonder nadere onderbouwing, geen rechtvaardiging. Klager heeft geen bijzondere eigenschappen waar rekening mee diende te worden gehouden, dus onderzoek was geheel overbodig.

Standpunt van verweerder

Verweerder verwijst naar de beslissing van 1 december 2021 waarin het verzoek tot een schadevergoeding voor een te lang verblijf in het arrestantenregime is afgewezen. Een (totale) overschrijding van veertien dagen is niet onredelijk.

3. De beoordeling

Klager verbleef in het arrestantenregime van de PI Grave. Op 7 oktober 2021 heeft verweerder beslist klager te plaatsen in de gevangenis van de locatie Norgerhaven, omdat zijn verblijf in het arrestantenregime op dat moment de maximale duur had overschreden. Op 13 oktober 2021 is klager feitelijk geplaatst.

Bezwaar van 1 oktober 2021 tegen de (fictieve) weigering om te beslissen

Bezwaar aanmerken als beroep

Op 1 oktober 2021 is namens klager bezwaar gemaakt tegen de (fictieve) weigering om te beslissen op het selectieadvies van 23 september 2021. Tegen een (fictieve) weigering staat geen bezwaar open ingevolge artikel 17 van de Penitentiaire Beginselenwet (Pbw). Wel bestaat er volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie de mogelijkheid om rechtstreeks beroep in te stellen tegen een (fictieve) weigering om te beslissen op een bezwaar- of verzoekschrift (zie bijvoorbeeld RSJ 15 februari 2021, R-20/6980/GB). Op grond van artikel 18, tweede lid, van de Pbw wordt met een verzoekschrift gelijk gesteld een akkoordverklaring van de gedetineerde met het selectieadvies van de directeur van de inrichting. Klager was aanvankelijk niet akkoord met het selectieadvies van 23 september 2021, maar wel na de toevoeging daarop van 24 september 2021.

Uit het voorgaande volgt dat klager rechtstreeks beroep had kunnen instellen tegen de (fictieve) weigering om te beslissen op het verzoek (de akkoordverklaring van het selectieadvies). Verweerder had het bezwaarschift dan ook moeten doorsturen naar de beroepscommissie. De beroepscommissie zal daarom de bestreden beslissing op dit punt vernietigen, het bezwaar alsnog aanmerken als een beroep en daarop beslissen.

Ontvankelijkheid van klager in beroep

Verweerder heeft inmiddels een beslissing genomen op het verzoek. Daardoor heeft klager in beginsel geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling en zou hij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Er is echter (tijdig) verzocht aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Daarom zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen.

Inhoudelijke beoordeling

Op grond van artikel 18, derde lid, in samenhang met artikel 17, vierde lid, van de Pbw, geldt er voor verweerder een termijn van zes weken om te beslissen op het verzoek. Uit artikel 1e, aanhef en onder e, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden volgt dat arrestanten gedurende de eerste acht weken (56 dagen) van hun detentie in het arrestantenregime verblijven. De wetgever heeft overigens geen gevolgen verbonden aan het overschrijden van de deze termijnen.

Klager is op 4 augustus 2021 binnengekomen in het arrestantenregime van de PI Grave. Het selectieadvies waarmee klager akkoord was, is van 24 september 2021. De selectiebeslissing is op 7 oktober 2021 genomen. Dat is 64 dagen na binnenkomst en 13 dagen na ontvangst van het selectieadvies. Daarna heeft klager nog 7 dagen moeten wachten tot de feitelijke plaatsing in de locatie Norgerhaven.

Verweerder heeft binnen zes weken na ontvangst van het selectieadvies beslist. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

Bezwaar van 15 oktober 2021 tegen de selectiebeslissing

Klagers raadsvrouw heeft in een e-mail van 15 oktober 2021 kenbaar gemaakt dat het bezwaar tevens is gericht tegen de selectiebeslissing van 7 oktober 2021. Klager heeft geen bezwaren geuit tegen de selectie voor en de plaatsing in de locatie Norgerhaven. Het bezwaar ziet slechts op het te laat nemen van een beslissing door verweerder. Om die reden heeft de raadsvrouw aan verweerder verzocht om klager een tegemoetkoming toe te kennen. Het staat de raadsvrouw vrij om een dergelijk verzoek te doen en het ligt in de rede dat verweerder daarop reageert, maar in de Pbw is niet voorzien in een dergelijke rechtsgang.

Nu klager zich niet verzet tegen de rechtsgevolgen van de beslissing (vergelijk RSJ 11 november 2019, R-19/4546/GB) en de Pbw niet voorziet in een rechtsgang bij de beroepscommissie na een separaat verzoek om een tegemoetkoming (vergelijk RSJ 3 januari 2020, R-19/5096/GB), is de beroepscommissie niet bevoegd om het beroep in behandeling te nemen.

Tegen niet-tijdig beslissen kan bij de beroepscommissie slechts worden opgekomen door beroep in te stellen tegen een (fictieve) weigering om een beslissing te nemen op een verzoek  of bezwaarschrift (of – zoals hierboven – een met een verzoekschrift gelijkgestelde akkoordverklaring met een selectieadvies). Nadat de beslissing is genomen, kan niet meer worden opgekomen tegen het niet-tijdig beslissen.

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de bestreden beslissing ten aanzien van de (fictieve) weigering om te beslissen op klagers verzoek, merkt het bezwaar alsnog aan als een beroep en verklaart dit beroep ongegrond.

De beroepscommissie verklaart voor het overige zich onbevoegd om het beroep in behandeling te nemen.

Deze uitspraak is op 1 juni 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. A. Jongsma en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven