Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21862/GA (hersteluitspraak), 22 juli 2022, beroep
Uitspraakdatum:22-07-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 21/21862/GA (hersteluitspraak)                                 

Betreft […]

Datum 22 juli 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van […] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

a.         de omstandigheid dat hij vanwege de coronamaatregelen nog maar een half uur per dag mag luchten (ZB-2021-025);

b.         de omstandigheid dat de directeur tekort is geschoten in zijn zorgplicht jegens klager aangezien klager op 22 december 2020 met een ander besmet persoon moest luchten (ZB-2021-043).

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Heerhugowaard heeft op 4 juni 2021 de klachten ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepsrechter deed op 24 september 2021 uitspraak inzake de beroepszaak 21/21862/GA. In die uitspraak is klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep, vanwege het ontbreken van gronden. Gebleken is dat het e-mailbericht, waarin de gelegenheid is geboden om het beroepschrift van nadere gronden te voorzien, klagers raadsman, mr. B.J. de Pree, niet heeft bereikt. De beroepscommissie zal daarom haar uitspraak van 24 september 2021 intrekken en deze hersteluitspraak daarvoor in de plaats stellen.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman, […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de PI Heerhugowaard en […], juridisch medewerker bij de PI Heerhugowaard, gehoord op de digitale zitting van 17 maart 2022. Voorts waren aan de kant van de PI Heerhugowaard […] en […] als toehoorders aanwezig.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Vanwege de coronamaatregelen die door de PI waren ingevoerd, mocht klager nog maar een half uur per dag in kleine groepjes luchten in plaats van een heel uur. Er was misschien wel sprake van uitzonderlijke omstandigheden, maar dat gold voor de hele maatschappij. De wijze waarop de PI hier invulling aan heeft gegeven, is niet juist geweest. Praktisch de hele afdeling was besmet. Waarom moest klager dan in kleine groepjes slechts een half uur luchten als ook de hele besmette groep samen één uur had kunnen luchten? Luchten is het meest elementaire recht dat er is. Aangezien klager geen ramen open kan doen is het luchten heel belangrijk voor hem. Dit meest elementaire recht kan je niet compenseren met pizza’s, films en extra fruit. De PI had dan ook een heel uur luchten moeten aanbieden. Daarbij was klager één van de besmette gedetineerden. Hij zat al twaalf dagen in quarantaine en was met niemand van zijn afdeling in aanraking geweest. Hij was herstellende van corona, en was misschien al zelfs hersteld, toen hij samen met een andere besmette gedetineerde moest luchten. Klager vindt het zeer onwenselijk dat hij met een ander positief getest persoon moest luchten, omdat hij hierdoor opnieuw besmet had kunnen raken. De directeur is dan ook tekort geschoten in haar zorgplicht jegens klager doordat er willens en wetens met zijn gezondheid is gespeeld.

Standpunt van de directeur

Het is niet zo dat (bijna) de hele afdeling in één keer besmet is geraakt. Dat is geleidelijk aan gegaan, er kwamen steeds meer besmettingen bij. Het luchtmoment van de (mogelijk) besmette gedetineerden moest afzonderlijk worden aangeboden. Het luchtmoment van de overige gedetineerden moest in kleine groepen worden aangeboden om de contactmomenten zoveel mogelijk te beperken om zo de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan. Vanwege het oplopende aantal besmettingen op zowel klagers afdeling als op andere afdelingen, was het noodzakelijk om het luchten te beperken tot een half uur per dag. Er zaten 80 gedetineerden en 40 personeelsleden in quarantaine. Een dergelijk grote uitbraak op de afdeling had de PI nog niet eerder meegemaakt. Er was dan ook sprake van overmacht. Er zijn maar een beperkt aantal luchtplaatsen. Omdat er te weinig personeelsleden waren kon het dagprogramma niet worden verlengd. Ook was het niet mogelijk om extra personeel in te huren. Hierdoor was meer tijd nodig om iedereen een luchtmoment aan te kunnen bieden waardoor een uur luchten niet meer haalbaar was. Ter compensatie zijn er extra films vertoond en werden fruit, pizza’s en zuivelproducten als aanvulling op de voeding aangeboden. Het was niet mogelijk, zoals de raadsman stelt, om een grote groep met besmette gedetineerden samen een uur te laten luchten aangezien de groep met besmette gedetineerden in eerste instantie niet zo groot was maar wel steeds meer opliep. Daarbij werden de coronamaatregelen buiten de PI ook wekelijks bijgesteld. De PI moest hier ook steeds op anticiperen. Het advies buiten de PI was destijds dat men alleen in kleine groepjes buiten mocht zijn, zodoende heeft de PI dit overgenomen. Het samenvoegen van groepen gedetineerden is teruggedraaid, omdat zieke gedetineerden over de afdeling verplaatst moesten worden. Zij moesten begeleid worden door het personeel en omdat het aantal contactmomenten zoveel mogelijk beperkt moest worden is dit weer teruggedraaid. De PI is daarin zoekende geweest, maar heeft hierdoor haar zorgplicht niet geschonden. Alle beslissingen zijn steeds in overleg met zowel de medische dienst als de GGD genomen. Zo ook de beslissing om klager met een andere besmette gedetineerde te laten luchten. Deze gedetineerde was in dezelfde periode als klager besmet geraakt. Omdat zij in dezelfde periode besmet zijn geraakt was er geen bezwaar om hen tegelijk te laten luchten. De medische dienst heeft aangegeven dat er geen bezwaar was tegen het gezamenlijk laten luchten van besmette gedetineerden. Bovendien was de kans op herbesmetting volgens de medische dienst zo kort na een besmetting zo goed als niet mogelijk.

3. De beoordeling

Beklag a.

Op grond van artikel 49, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet, heeft een gedetineerde het recht om ten minste een uur per dag te verblijven in de buitenlucht. Het recht op luchten is naar het oordeel van de beroepscommissie zo fundamenteel dat het in beginsel als een onvervreemdbaar recht voor gedetineerden wordt aangemerkt. Volgens vaste jurisprudentie dient de inrichting extra inspanningen te verrichten om gedetineerden niet te beperken in dit recht. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen mag het voorkomen dat een gedetineerde niet in de gelegenheid kan worden gesteld om te luchten. Ook bij zeer ernstige calamiteiten dient de inrichting in beginsel extra inspanningen te verrichten om een passende compensatie te kunnen bieden.

De beroepscommissie is van oordeel dat het tijdelijk terugbrengen van het luchtmoment naar een half uur per dag, gezien de omstandigheden waar de PI zich in bevond, een dermate uitzonderlijke situatie is, dat afwijking van het recht op luchten in dit geval gerechtvaardigd is. Hierbij heeft de beroepscommissie in aanmerking genomen dat de beperking van het luchtmoment plaats heeft gevonden tijdens de tweede lockdown in de coronapandemie. Zowel binnen als buiten de PI was men zoekende naar effectieve maatregelen om de snelle opmars van het coronavirus tegen te gaan. De door de overheid getroffen maatregelen werden in deze periode dan ook regelmatig aangepast, waarbij niet alleen de samenleving maar ook de PI snel moest schakelen. Alvorens de directeur corona-gerelateerde beslissingen doorvoerde, vond er overleg met zowel de medische dienst als de GGD plaats. Tevens vond er dagelijks overleg plaats in een speciaal coronateam.

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting komt naar voren dat de PI te kampen had met een snel oplopend aantal besmettingen op verschillende afdelingen, waarbij steeds meer gedetineerden en personeelsleden besmet raakten met het coronavirus en in quarantaine moesten. Dit was de eerste keer dat de PI met een dermate grote uitbraak te maken kreeg en men was derhalve zoekende naar een manier om niet alleen iedereen een luchtmoment aan te kunnen bieden, maar ook om dit op een veilige manier te laten plaatsvinden. De (mogelijk) besmette gedetineerden moesten apart van de overige gedetineerden luchten en de overige gedetineerden moesten in kleine groepjes luchten om zo de contactmomenten zoveel mogelijk te beperken en om de mogelijke verspreiding van het virus tegen te gaan. Daarbij stuitte de directeur op de volgende problemen: er moesten niet alleen meer luchtmomenten worden aangeboden - in een in ruimte beperkt dagprogramma -, maar er was ook maar een beperkt aantal luchtplaatsen beschikbaar. Daarbij moesten ook steeds meer personeelsleden in quarantaine waardoor het aantal beschikbare personeelsleden aanzienlijk terugliep. Gelet op deze omstandigheden acht de beroepscommissie het begrijpelijk dat de directeur op dat moment niet anders kon dan het luchtmoment terugbrengen naar een half uur per dag, om zo alle gedetineerden in de gelegenheid te kunnen blijven stellen om te luchten. Ook begrijpt de beroepscommissie dat de door de directeur geboden compensatie van het aanbieden van fruit, zuivel, pizza’s en het vertonen van extra films, voor klager onvoldoende compensatie was aangezien hij liever een volledig uur had willen luchten, maar tegelijkertijd begrijpt de beroepscommissie dat het voor de directeur niet mogelijk was om dit op een andere wijze te compenseren dan dat zij gedaan heeft. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

Beklag b.

De beroepscommissie stelt vast dat klager met een andere besmette gedetineerde heeft moeten luchten. Klager was op dat moment herstellende van het coronavirus en was, naar eigen zeggen, misschien zelfs al wel hersteld. Alvorens de directeur tot de beslissing - om besmette gedetineerden samen te laten luchten - is overgegaan, is de medische dienst gevraagd hier advies over uit te brengen. De medische dienst heeft aangegeven dat er geen bezwaar was tegen het gezamenlijk laten luchten van besmette gedetineerden. Daarbij was de gedetineerde waar klager mee heeft gelucht, in dezelfde periode besmet geraakt als klager. De kans op herbesmetting was volgens de medische dienst, zo kort na een besmetting, zo goed als nihil. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat de directeur in dit geval voldoende invulling heeft gegeven aan haar zorgplicht. De directeur heeft advies ingewonnen bij de medische dienst en heeft dit advies opgevolgd. Meer had er van de directeur in dit geval redelijkerwijs niet verwacht kunnen worden. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. en b. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Deze uitspraak is op 22 juli 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.J. Stolwerk en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. M.S. Ferenczy, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven