Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/25550/JA, 9 mei 2022, beroep
Uitspraakdatum:09-05-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer           22/25550/JA       

Betreft              [klager]

Datum              9 mei 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Rijks Justitiële Jeugdinrichting (RJJI) De Hartelborgt te Spijkenisse (hierna: de directeur)

1. De procedure

[klager], geboren op […] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de beslissing van 27 oktober 2021 tot terugplaatsing in de inrichting voor een time-out van zijn scholings- en trainingsprogramma (STP) bij jeugdzorgvoorziening D3 (Domus Dulcis Domus bv) te Borculo en de vervolgens genomen beslissing tot het definitief stopzetten van het STP bij D3.

De beklagcommissie bij de Rijks Justitiële Jeugdinrichting (RJJI) De Hartelborgt te Spijkenisse heeft op 18 januari 2022 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend in de vorm van een goed uit de compensatielijst (HB-2021-282). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en zijn raadsman mr. M. de Klerk in aanwezigheid van klagers ouders gehoord op de zitting van 13 april 2022 in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht. Voorafgaand aan de zitting heeft klagers raadsman desgevraagd gemeld dat er geen bezwaar tegen bestaat dat de voorzitter die op het ingediende schorsingsverzoek heeft beslist nu voorzitter van de beroepscommissie is.

De directeur heeft schriftelijk laten weten vanwege onderbezetting bij de directie en overvolle agenda’s niet op de zitting te kunnen verschijnen.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Onbegrijpelijk is dat de beklagcommissie de klacht gegrond heeft verklaard op de grond dat er onvoldoende onderbouwing zou zijn voor de terugplaatsing. De klacht ziet op de time-out van het STP en het vervolgens definitief stopzetten van het STP. De directie heeft de daarvoor geldende regels in acht genomen.

De beslissing tot terugplaatsing is niet onvoldoende gemotiveerd. Uit de stukken blijkt en ook expliciet is benoemd dat klager zich niet heeft gehouden aan de voorwaarden van het STP. Op grond van artikel 12, derde lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) rapporteert degene die is belast met de uitvoering van het STP terstond aan de directeur in geval van overtreding van de voorwaarden en kan de directeur beslissen tot tijdelijke terugplaatsing van de jeugdige in de inrichting of tot algehele beëindiging van het STP. De reclassering heeft klager gesproken en hem een officiële waarschuwing gegeven vanwege vermoedens van D3 over klagers betrokkenheid bij drugshandel, bedreigen van groepsgenoten en niet naar school gaan. De directeur is daartoe niet bevoegd.

Er heeft mondeling overleg plaatsgehad tussen de woonvoorziening en de instelling op grond waarvan de directeur de beslissing heeft genomen.

De time-out is geheel volgens de regels ingezet. Vervolgens is het STP gestopt omdat klager vanwege het niet naar school gaan geen dagbesteding meer had en hij geen woonvoorziening meer had.

De beklagcommissie is te veel meegegaan met de door klagers raadsman veroorzaakte ruis dat onvoldoende tijdig met de reclassering naar alternatieven zou zijn gezocht. Er waren op dat moment genoeg gronden om het STP te beëindigen. Er bestaat een zorgplicht om het juiste traject voor jeugdigen vorm te kunnen geven en vanzelfsprekend is er alles met elkaar besproken en bekeken voordat het bestreden besluit werd genomen. Het is echter geen wettelijk vereiste dat de instelling naar alternatieven heeft gezocht.

Standpunt van klager

Met name dankzij inspanningen van klagers moeder is D3 gevonden als woonvoorziening voor klagers STP. Al snel werd het signaal afgegeven dat er mogelijk problemen waren met de financiering van klagers verblijf daar. Klager is op een gemengde groep geplaatst. Het ging daar aanvankelijk goed met klager totdat de groep wat betreft samenstelling en problematiek gewijzigd werd. D3 was daardoor meer een voorziening voor crisisplaatsing geworden en klager zat daar als een vreemde eend in de bijt tussen de medebewoners. Een medebewoner heeft geroepen dat hij zich bedreigd voelde, waarna klager binnen een uur terug naar de RJJI moest. Tot op heden is niet bekend wat nu precies over klager is verklaard en de reden voor terugplaatsing is geweest. Klager is door de reclassering gebeld met de mededeling dat hij naar de RJJI terug moest gedurende twee weken. Klager heeft geen waarschuwing van de reclassering gehad. Hij heeft ook niet zijn verhaal mogen vertellen. Hem is alleen gezegd dat hij zich intimiderend en randcrimineel heeft gedragen. Later is daar het blowen bijgekomen.

Uit onderzoek van klagers nieuwe reclassering blijkt het wat betreft de beweerde zware verdenkingen om een incident te gaan dat al weken eerder had plaatsgevonden en waarover niet is gesproken met klager en zijn ouders. Er heeft een inval van de politie in D3 plaatsgevonden voor onderzoek naar vuurwapenbezit nadat twee medebewoners verklaringen hadden afgelegd over klager en een groepsgenoot. Al op 25 oktober 2021 was bekend dat uit onderzoek van de politie niets over betrokkenheid van klager bij dat incident was gekomen en er verder geen strafrechtelijk onderzoek naar hem plaatsvindt. Dit is niet naar klager en zijn ouders gemeld, maar had de RJJI kunnen weten als zij met de politie had gebeld. Er blijken ook camerabeelden te zijn die klager ontlasten. De RJJI heeft echter zonder onderzoek te doen klakkeloos de beweringen van D3 overgenomen en blijft daarin volharden ondanks dat de beschuldigingen van D3 aan klagers adres zijn weerlegd. Klager is niet betrokken geweest bij strafbare feiten. Wel heeft hij geblowd, maar er is tijdens zijn verblijf in D3 niets gedaan met zijn erkende hulpvraag daarvoor.

De RJJI had naar een vervolgplek moeten kijken in plaats van het STP te beëindigen. De indruk bestaat dat de time-out is gegeven met de bedoeling van D3 om klagers plek weg te geven, waardoor een terugkeer van klager niet mogelijk was. Maar ook als terugkeer wel mogelijk was geweest, had naar alternatieven gekeken moeten worden, omdat er geen vertrouwen in D3 meer was. Om die reden hadden klagers ouders de RJJI verzocht om klager bij herstart van het STP elders te plaatsen, maar dat is blijven liggen met het excuus van het randcrimineel gedrag van klager.

De RJJI mist ieder gevoel voor urgentie. Het opnieuw opstarten van een STP waarbij klager door inzet van klagers moeder met hulp van De Waag thuis kan verblijven verloopt traag, ondanks de al opgelopen vertraging in klagers traject door de onterechte beschuldigingen van D3, de onterechte terugplaatsing van klager in de RJJI en de onterechte beëindiging van het STP. Klager is een week voor de zitting voor het eerst met verlof thuis geweest. Volgens de RJJI moet eerst nog overleg in het PMO en met de reclassering over de voorwaarden plaatsvinden en daarna moet het ministerie nog toestemming geven.

3. De beoordeling

Het wettelijk kader

In artikel 3, vijfde lid, van de Bjj is bepaald dat de directeur bij het niet voldoen aan de voorwaarden voor deelname aan een STP die deelname kan beëindigen en dat de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen of vrijheidsbenemende maatregelen in de inrichting wordt voortgezet.

Op grond van artikel 12, derde lid, van de Bjj kan de directeur, afhankelijk van de ernst van de overtreding van de verlofvoorwaarden, beslissen tot – voor zover hier van belang – (onder a) het geven van een waarschuwing aan de deelnemer aan het STP, (onder c) tijdelijke terugplaatsing van de jeugdige in de inrichting met bepaling van de duur daarvan, of (onder d) de algehele beëindiging van het STP.

In het STP-plan van klager van 26 juni 2021 staat vermeld wanneer een waarschuwing in D3 of een time-outplaatsing voor twee weken of een correctieplaatsing voor twee weken in de RJJI kan volgen wanneer klager zich niet houdt aan de voorwaarden van het STP. In geval van het aansporen van anderen tot middelengebruik volgt direct een time-out en in het geval van het zich niet begeleidbaar opstellen een correctieplaatsing.

De time-out

Vast staat dat klager vanaf juli 2021 in het kader van een STP in de jeugdzorgvoorziening D3 verbleef. Op 27 oktober 2021 is besloten klager met een time-out in de RJJI te laten terugkeren. In de schriftelijke mededeling daarvan aan klager staat vermeld dat het behandelteam van de RJJI op 26 oktober 2021 mondelinge informatie van D3 heeft gekregen dat het klager onvoldoende lukt om zich aan de voorwaarden van het STP te houden. Deze voorwaarden houden onder meer in dat klager zich begeleidbaar en behandelbaar opstelt, geen middelen gebruikt, anderen niet aanspoort tot middelengebruik en naar school gaat. Verder staat in de schriftelijke mededeling vermeld dat er zodanige zorgen over de veiligheid van medebewoners en medewerkers van D3 en ook over klager zelf zijn, dat het op dat moment laten voortduren van het STP niet verantwoord is en terugkeer van klager in de RJJI bij wijze van een time-out noodzakelijk is.

Hoewel de door D3 gegeven mondelinge informatie in algemene bewoordingen in de schriftelijke mededeling van de time-out is weergegeven en het wenselijk is dat D3 die informatie schriftelijk zou hebben bevestigd aan de RJJI en die rapportage in beklag en beroep zou kunnen worden overgelegd, is de beroepscommissie van oordeel dat de mondelinge informatie van D3 voldoende grondslag geeft voor een time-out ten behoeve van nader onderzoek, los van het antwoord op de vraag of de reclassering klager al dan niet een waarschuwing heeft gegeven. De RJJI is immers verantwoordelijk voor klagers traject en het op verantwoorde wijze verlopen van het STP in D3. Als er in dat opzicht onrustbarende signalen vanuit de woonvoorziening komen zoals die in dit geval gegeven zijn, moet de RJJI direct daarop kunnen handelen om vervolgens onderzoek te kunnen doen voor verdere besluitvorming over het STP. De wet vereist niet dat de directeur klager eerst een waarschuwing moet geven alvorens tot een time-out of definitieve terugplaatsing te beslissen.

De definitieve stopzetting van het STP

In de schriftelijke mededeling van de time-out staat vermeld dat samen met de jeugdreclassering en D3 onderzocht zal worden of er nog mogelijkheden worden gezien om tot een herstart van het STP te komen. Dit kan in het licht van het toen geldende STP niet anders worden uitgelegd dan dat onderzoek wordt gedaan naar de mogelijkheid van het hervatten van het STP bij D3.

De beroepscommissie begrijpt dat er een knelpunt in de uitvoering van het STP is omdat er een derde partij, in dit geval D3, bij betrokken is en verwondert zich hoe afspraken en verantwoordelijkheden tussen de RJJI en D3 kennelijk zijn vormgegeven. Wat er evenwel ook zij van de reden van D3, vast staat dat D3 klager na de time-out niet meer wilde terugnemen. Ter zitting hebben klagers ouders verklaard dat er ook van hun en klagers kant geen vertrouwen meer in voortzetting van het STP bij D3 was. Hoewel de beroepscommissie begrijpt dat dit heel zuur is voor klager (en zijn zeer betrokken ouders), is de opstelling van D3 voor de RJJI wel een gegeven feit waardoor geen uitvoering meer aan het toen opgestelde STP kon worden gegeven. Daardoor kon de directeur niet anders beslissen dan dat STP definitief te beëindigen en een eventuele nieuwe procedure voor een ander STP op te starten, waarbij alle stappen van de procedure, ook het vaststellen van voorwaarden en het vragen van een machtiging van de minister voor Rechtsbescherming, moeten worden doorlopen. De beroepscommissie begrijpt dat een nieuwe procedure is opgestart en hecht eraan op te merken dat het van belang is dat die procedure voortvarend wordt doorlopen.

Gelet op het voorgaande kunnen de bestreden beslissingen van de directeur niet in strijd met de wet of, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Deze uitspraak is op 9 mei 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, mr. E. Lucas en dr. J.G. Vinke, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven