Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/26966/SJA, 21 april 2022, schorsing
Uitspraakdatum:21-04-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/26966/SJA

    

           

Betreft verzoeker

Datum 21 april 2022

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker, geboren op [2000] (hierna: verzoeker)

1. De procedure

Voor zover uit het dossier kan worden opgemaakt, heeft de directeur van de Justitiële Jeugdinrichting (JJI) Lelystad (hierna: de directeur) beslist verzoeker met ingang van 11 april 2022 over te brengen naar de Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) Reinier van Arkel in Vught.

Verzoekers raadsvrouw, mr. J. Steenbrink, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (RE 2022/62).

2. De beoordeling

In artikel 48, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen is bepaald dat de jeugdige recht heeft op sociale verzorging en hulpverlening. Volgens het derde lid draagt de directeur zorg voor overbrenging van de jeugdige naar de daartoe bestemde plaats, indien de in het eerste lid omschreven zorg en hulp dit noodzakelijk maken en een dergelijke overbrenging zich verdraagt met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.

Op grond van artikel 77 van het Reglement justitiële jeugdinrichtingen biedt de inrichting passende behandeling aan. Onder passende behandeling wordt verstaan zorg van goed niveau, die in ieder geval doeltreffend, doelmatig en gericht op de jeugdige wordt verleend en die afgestemd is op de reële behoefte van de jeugdige.

Verzoeker is op 11 april 2022 overgebracht naar de FPA Reinier van Arkel voor het behandelen van zijn middelenverslaving. Namens verzoeker is aangevoerd dat deze plaatsing geen steun vindt in de op 18 februari 2022 afgegeven indicatiestelling. De directeur van de JJI Lelystad heeft, kort gezegd, aangegeven dat de plaatsing (procedureel) voldoet aan de gevraagde zorgvuldigheidseisen en dat de behandeling in de FPA Reinier van Arkel nodig is.

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

De Indicatiestelling Forensische Zorg is aangevraagd, omdat in de JJI Lelystad een behandelimpasse is ontstaan. In het kader van de aan verzoeker opgelegde PIJ-maatregel zijn binnen het orthopedagogische leefklimaat van de inrichting gedurende ruim 2,5 jaar (uiteindelijk) vergeefse pogingen gedaan om hem voor zijn alcohol- en drugsgebruik te behandelen. Dat komt mede omdat bij verzoeker probleembesef ontbreekt. In het kader van de Indicatiestelling is verder toegelicht dat het middelengebruik van verzoeker delictgerelateerd en recidiveverhogend is en mede ten grondslag ligt aan het als hoog ingeschatte recidiverisico. Het feit dat verzoeker middelen gebruikt in de inrichting en ook tijdens zijn (werk)verloven – zo bleek uit een incidentenanalyse in het najaar van 2021 – laat zien dat zijn middelengebruik niet onder controle en onverminderd problematisch is.

De voorzitter leest in het dossier dat de verslavingszorg die in een JJI wordt geboden volgens de (gedrags)deskundigen onvoldoende toereikend is voor verzoeker. Tegelijkertijd wijst alle beschikbare informatie erop dat deze zorg wel nodig is, ook om weer toe te kunnen werken naar verlofverlening in het belang van zijn resocialisatie. De directeur kon daarom, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, verzoeker in redelijkheid overbrengen naar een verslavingskliniek, zoals de FPA Reinier van Arkel, nu dit op dit moment kan worden aangemerkt als een voor verzoeker passende behandelplek.

Gelet hierop kan de beslissing van de directeur niet op voorhand als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De voorzitter zal het verzoek daarom afwijzen. Het enkele feit dat de schriftelijke mededeling van de plaatsing op de FPA niet aan verzoeker is uitgereikt, is – hoewel dit redelijkerwijs wel had gemoeten – onvoldoende om het verzoek toe te wijzen.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

Deze uitspraak is op 21 april 2022 gegeven door mr. M. Iedema, voorzitter, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven