Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/25166/GB, 3 mei 2022, beroep
Uitspraakdatum:03-05-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/25166/GB

Betreft              [klager]

Datum              3 mei 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot deelname aan een penitentiair programma (PP).

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 4 januari 2022 afgewezen.

Klagers raadsman, mr. J.W. Vedder, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Om voor deelname aan een PP in aanmerking te komen, zou klager minimaal 80 procent van zijn detentie gepromoveerd moeten zijn. Klager voldoet hieraan met 86 procent. Hij begrijpt dan ook niet dat hij gelet op zijn detentiescore geen geschikte kandidaat zou zijn voor een PP.

Alleen de directeur van de inrichting heeft negatief geadviseerd. Alle overige adviezen (van het Openbaar Ministerie (OM), de politie en de reclassering) zijn positief. De reclassering en het OM hebben geadviseerd voorwaarden op te leggen tijdens een PP. Klager wil zich daar ook aan houden en uit niets blijkt dat hij dat niet zou doen.

Om klager goed terug te laten keren in de maatschappij, is het van belang dat hij gefaseerd terugkeert, om zo de kans op recidive te verkleinen. Onder strikte voorwaarden kan goed gemonitord worden hoe klager omgaat met zijn vrijheden, zoals geadviseerd door de reclassering. Dat is tevens in het belang van de maatschappij.

Klager heeft grote stappen gemaakt met betrekking tot het omgaan met negatieve emoties, praktische zaken en de aanpak van middelengebruik. Hij is toe aan de volgende stap. De directeur heeft onvoldoende benoemd wat klager al heeft ondernomen om zijn doelen te behalen. Klager heeft onder andere boxtraining en vitaliteitstraining gevolgd, hij heeft meegewerkt aan het persoonlijkheidsonderzoek, hij heeft contact opgenomen met een ervaringsdeskundige bij Stichting de Hoop om het middelengebruik aan te pakken, hij is aangemeld voor ambulante behandeling, hij heeft certificaten behaald en hij heeft een betaalde baan gevonden.

Klager is bereid om overal aan mee te werken. Tijdens het PP kan hij starten met de behandeling. Dat de behandeling thans niet is aangevangen is niet te wijten aan klager.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van verweerder

Klagers verzoek is afgewezen, omdat de stap tussen detentie en deelname aan een PP te groot is voor klager. Ondanks dat de politie en het OM positief adviseren, acht de vrijhedencommissie het risico op recidive te groot. Klager laat met regelmaat agressief en dreigend gedrag zien en dat past niet bij een veilige terugkeer in de maatschappij.

Hoewel klager ten tijde van het insturen van het selectieadvies voldeed aan de eis van 80 procent positief gedrag, die voortvloeit uit het Beleidskader beoordeling gedrag gedurende gehele detentie naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Wet straffen en beschermen (hierna: het Beleidskader), heeft klager gedurende zijn detentie laten blijken moeite te hebben met gedragsregels. Hij heeft in september 2021 mobiele telefoons ingevoerd en op 1 november 2021 een positieve urinecontrole gehad. Dit terwijl hij wist dat zijn faseringsdata in de nabije toekomst lagen. Verweerder heeft het meest recente gedrag in kaart gebracht en nu blijkt dat klager op 20 januari 2022 een degradatiebeslissing heeft ontvangen wegens het uitschelden en bedreigen van het inrichtingspersoneel op 18 januari 2022. Op 9 maart 2022 heeft klager een disciplinaire straf opgelegd gekregen wegens fraude met een urinecontrole, het niet mee willen werken aan een visitatie en agressief gedrag in de vorm van vloeken en trappen tegen de celdeur. Al met al laat klagers gedrag te wensen over en hebben veel van zijn negatieve gedragingen een agressief karakter. Dat is een punt waarover de vrijhedencommissie ernstige zorgen heeft bij het toekennen van vergaande vrijheden als een PP.

De vrijhedencommissie en verweerder staan niet negatief tegenover klagers detentiefasering op zich. Daarom is geadviseerd een aanvraag te doen voor plaatsing in een Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA). Dit advies is overigens wel gegeven voordat klager de senior casemanager heeft uitgescholden en bedreigd, en dus voordat klager is gedegradeerd.

3. De beoordeling

Klager is sinds 30 juni 2020 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek, wegens afpersing in vereniging en poging tot afpersing. De (fictieve) einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 19 juni 2022.

De wet- en regelgeving

Op grond van artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) en artikel 7 van de Penitentiaire maatregel (Pm) komt een gedetineerde in aanmerking voor deelname aan een PP, indien:

-    aan hem een (combinatie van) onvoorwaardelijke vrijheidsstraf(fen) van (in totaal) minstens zes maanden en hoogstens een jaar is opgelegd;

-    hij nog hoogstens een zesde deel van zijn vrijheidsstraf(fen) moet ondergaan;

-    hij een strafrestant heeft van minimaal vier weken;

-    hij een aanvaardbaar verblijfadres heeft;

-    hij zich bereid heeft verklaard om zich te houden aan de voorwaarden van het PP.

Op grond van deze artikelen spelen ook de volgende aspecten een rol:

-    de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict;

-    de mate waarin en de manier waarop de gedetineerde goed gedrag heeft laten zien;

-    de mogelijkheid om eventuele risico’s die aan de vrijheden zijn verbonden te beperken en te beheersen;

-    de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen;

-    de inspanningen die de gedetineerde heeft geleverd om de schade te vergoeden die het strafbare feit heeft veroorzaakt;

-    de mate van onzekerheid over de datum van invrijheidstelling;

-    eventuele andere omstandigheden die zich tegen deelname verzetten.

Gelet op het overgangsrecht gelden andere termijnen voor een gedetineerde die is veroordeeld vóór 1 december 2021. In dat geval geldt op grond van artikel 4 (oud) van de Pbw dat de gedetineerde in aanmerking komt voor deelname aan een PP, indien:

-    aan hem een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd;

-    hij vijf zesde deel van de opgelegde vrijheidsstraf heeft ondergaan;

-    hij een strafrestant heeft van minimaal vier weken en maximaal een jaar.

In het Beleidskader zijn de normen vastgelegd voor het gedrag van de gedetineerde om in aanmerking te komen voor deelname aan een PP. Gedetineerden die ten minste 80% van hun detentie in het plusprogramma hebben verbleven, voldoen aan de norm.

De bestreden beslissing

Verweerder heeft klagers verzoek tot deelname aan een PP afgewezen, omdat verweerder de stap tussen de gevangenis en deelname aan een PP te groot acht.

De bestreden beslissing

Ondanks de positieve stappen die klager al heeft gezet, heeft de vrijhedencommissie negatief geadviseerd over klagers verzoek tot deelname aan een PP. Volgens het selectieadvies zijn er ernstige zorgen wat betreft agressief gedrag en verzetten de risico’s zich tegen deelname aan een PP. De vrijhedencommissie zag voor klager meer in plaatsing in een BBA, omdat daar in een gecontroleerde omgeving dagelijks toezicht en beveiliging is. De reclassering schat het risico op recidive en letselschade in als gemiddeld.

Klager heeft 86 procent van zijn detentie in het plusprogramma verbleven en voldoet daarmee aan de norm uit het Beleidskader. Verweerder heeft echter gewicht mogen toekennen aan het feit dat aan klager, in het zicht van de faseringsdata, disciplinaire straffen zijn opgelegd, wat afbreuk aan het eerder genoemde goede gedrag. Ook na de afwijzing van het verzoek tot deelname aan een PP op 4 januari 2022 heeft klager meerdere disciplinaire straffen opgelegd gekregen en is hij op 20 januari 2022 gedegradeerd.

Gelet op bovenstaande, kan de bestreden beslissing – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 3 mei 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, F. van Dekken en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven