Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/26767/SGA, 8 april 2024, schorsing
Uitspraakdatum:08-04-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/26767/SGA
    
            
Betreft    [verzoeker]
Datum    8 april 2022


Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van

[verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure


De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Grave (hierna: de directeur) heeft beslist toezicht te houden op de door verzoeker gevoerde telefoongesprekken in de periode van            8 februari 2022 tot en met 5 april 2022 door deze gesprekken uit te luisteren.

Verzoekers raadsvrouw, mr. S. van Minderhout, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift.

 

 

2. De beoordeling


De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. 

Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat de telefoongesprekken die verzoeker in de periode van 8 februari 2022 tot en met 5 april 2022 heeft gevoerd, zullen worden teruggeluisterd. Voordat deze beslissing kan worden beoordeeld, dient de vraag te worden beantwoord of er een wettelijke grondslag bestaat voor het op voorhand opnemen van de telefoongesprekken van verzoeker. Door de beroepscommissie is eerder overwogen dat de Penitentiaire beginselenwet niet in een wettelijke grondslag voorziet voor het standaard opnemen van alle telefoongesprekken van gedetineerden (zie onder andere RSJ 23 november 2012, 12/1003/GA). Uit de inlichtingen van de directeur blijkt niet van die  (wettelijke) grondslag en ook niet of voor het opnemen van de telefoongesprekken een bijzondere reden aanwezig was.

Gelet op het voorgaande wordt door verzoeker op voorhand een inhoudelijke beoordeling gevraagd die het voorlopige oordeel van de voorzitter overstijgt en in de bodemprocedure aan de orde dient te komen, waarbij de feiten kunnen worden vastgesteld. De voorzitter zal het verzoek daarom afwijzen.

 


3. De uitspraak


De voorzitter wijst het verzoek af.

 


Deze uitspraak is op 8 april 2022 gegeven door mr. M. Keppels, voorzitter, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven