Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/26132/GB, 29 maart 2022, beroep
Uitspraakdatum:29-03-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/26132/GB

Betreft              [Klager]

Datum               29 maart 2022

 

 

Uitspraak van de beroepsrechter van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) zou op 22 februari 2022 geen toestemming hebben verleend inzake de door klager aangevraagde plaatsing op grond van artikel 43, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw).

Klagers raadsman, mr. V.S.J. Chorus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

 

2. De ontvankelijkheid

Op grond van artikel 43, vierde lid, van de Pbw draagt de directeur zorg voor overbrenging van de gedetineerde naar de daartoe bestemde plaats, indien de in het eerste lid omschreven zorg en hulp dit noodzakelijk maken en een dergelijke overbrenging zich verdraagt met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Indien de gedetineerde wordt overgebracht ten behoeve van de verlening van forensische zorg bedoeld in de Wet forensische zorg, geschiedt de overbrenging overeenkomstig de bepalingen van die wet.

Op grond van artikel 6.1, aanhef en onder b, van het Besluit forensische zorg geschiedt plaatsing bij een zorgaanbieder, zoals bedoeld in artikel 6.1, eerste lid, van de Wet forensische zorg, door de directeur indien het – voor zover hier relevant – de overbrenging van gedetineerden naar een instelling voor forensische zorg betreft.

In artikel 72, eerste lid, van de Pbw is bepaald dat een gedetineerde het recht heeft een met redenen omkleed beroepschrift in te dienen tegen de beslissing van verweerder op het bezwaar- of verzoekschrift voor zover dit betreft een gehele of gedeeltelijke ongegrondverklaring, onderscheidenlijk afwijzing zoals bedoeld in artikel 17 en artikel 18 van de Pbw.

De directeur, en niet verweerder, is op grond van artikel 43, vierde lid, van de Pbw beslissingsbevoegd. Verweerder geeft bij dergelijke verzoeken slechts een advies – waarvan in het onderhavige geval overigens geen sprake is –, maar in dat kader geldt ook dat een (niet-)instemming geen beslissing van verweerder is waartegen op grond van artikel 72, eerste lid, van de Pbw beroep openstaat. Gelet op het voorgaande kan klager niet in zijn beroep worden ontvangen. De beroepsrechter zal klager daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn beroep.

Ten overvloede overweegt de beroepsrechter dat, indien de directeur had beslist klager niet een detentievervangende behandeling te laten ondergaan bij een forensische kliniek, klager tegen die beslissing beklag had kunnen instellen op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw.

 

3. De uitspraak

De beroepsrechter verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Deze uitspraak is op 29 maart 2022 gedaan door mr. C. Fetter, beroepsrechter, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven