Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/23609/GV, 22 maart 2022, beroep
Uitspraakdatum:22-03-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/23609/GV

               

Betreft [klager]

Datum 22 maart 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van […] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 1 oktober 2021 klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof afgewezen.

Klagers raadsman, mr. A.S. Sewgobind, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten. Op 27 december 2021 heeft voornoemde raadsman zich teruggetrokken en heeft zijn kantoorgenoot mr. J.A.R. van de Velde zich als raadsman in deze zaak gesteld.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Hoewel een winkelbezoek niet als expliciet voorbeeld is genoemd in het kader van een kortdurend re-integratieverlof, meent klager toch dat dit een zeer nuttige bijdrage kan leveren aan zijn re-integratie. Hiermee kan een geleidelijke en gecontroleerde overgang naar een vrije samenleving plaatsvinden. Klager heeft een zeer lange duur in detentie doorgebracht, te weten sinds 26 februari 2008, waardoor de samenleving voor hem compleet veranderd is. De reclassering onderschrijft het verzoek van klager en geeft aan dat vanuit reclasseringsoptiek het voorgenomen verlofdoel beslist bijdraagt ter voorbereiding op de terugkeer naar de maatschappij na een lange gevangenisstraf. De reclasseringsambtenaar staat positief tegenover de verlofaanvraag en is bereid om dit samen met klager uit te voeren.

Bij beslissing van 11 november 2021 is, ten aanzien van de verlofaanvraag van een andere gedetineerde, het ‘wennen aan de thuissituatie’ als re-integratiedoel goedgekeurd. Hierbij is expliciet overwogen dat een kortdurend re-integratieverlof, in aanloop naar een penitentiair programma (PP) en in het kader van een gefaseerde opbouw richting het verlenen van externe vrijheden, een logische vervolgstap is in het detentietraject. Hoewel klager nog ruim een jaar te gaan heeft tot zijn mogelijke deelname aan een PP, meent klager dat er toch een vergelijking kan worden gemaakt met zijn situatie. Immers, klager komt met terugwerkende kracht vanaf december 2020 in aanmerking voor langdurend re-integratieverlof. Klager wenst, gelet op zijn zeer lange detentieduur, te werken aan een gefaseerde opbouw richting externe vrijheden, bijvoorbeeld in het kader van een langdurend re-integratieverlof.

Standpunt van verweerder

Klager acht de afwijzing van zijn verzoek om kortdurend re-integratieverlof onredelijk en onbillijk omdat dit een grote bijdrage kan leveren aan zijn re-integratie. Dit wordt echter niet nader onderbouwd in het beroepschrift. Kortdurend re-integratieverlof is bestemd voor in het detentie- en re-integratieplan (D&R-plan) vastgelegde re-integratieactiviteiten die niet binnen de muren van de inrichting kunnen worden verricht. Het weer wennen aan het leven buiten de gevangenismuren valt daar niet onder. Het langzaam voorbereid raken op een leven thuis is wat bewerkstelligd wordt met de detentiefasering. Nu klager wederom geen re-integratiedoel koppelt aan zijn wens voor kortdurend re-integratieverlof, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk worden aangemerkt.

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 26 februari 2008 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van 24 jaar en 4 maanden met aftrek, wegens gekwalificeerde doodslag en een poging daartoe. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 22 februari 2024.

 

De wet- en regelgeving

In artikel 18a van de Penitentiaire beginselenwet is – voor zover hier relevant – bepaald dat de directeur ervoor zorgdraagt dat uiterlijk binnen vier weken na binnenkomst van de gedetineerde in een inrichting, zo veel mogelijk in overleg met hem, een D&R-plan wordt vastgesteld. Het D&R-plan kan gedurende de detentie, zo veel mogelijk in overleg met de gedetineerde, worden aangepast. Het D&R-plan vermeldt in ieder geval de gedrags- en re-integratiedoelen die de gedetineerde tracht te behalen, alsmede de activiteiten waaraan de gedetineerde deelneemt en de activiteiten en het verlof waarvoor de gedetineerde bij goed gedrag in aanmerking komt.

In artikel 15 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) is bepaald dat re-integratieverlof alleen wordt verleend ten behoeve van een re-integratiedoel dat is vastgelegd in het D&R-plan. Bij de beslissing tot het verlenen van re-integratieverlof, worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:

-    de mate waarin en de manier waarop de gedetineerde, door zijn gedrag gedurende de gehele detentie, heeft laten zien dat hij bijzonder geschikt is voor een terugkeer in de samenleving;

-    de mogelijkheid om de risico’s die aan het verlof zijn verbonden te beperken en te beheersen;

-    de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen, in ieder geval met betrekking tot het eerste verzoek om onbegeleid re-integratieverlof (als de gedetineerde is veroordeeld voor een misdrijf, als bedoeld in artikel 51e, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering);

-    de inspanningen die de gedetineerde heeft geleverd om de schade te vergoeden die het strafbare feit heeft veroorzaakt.

In artikel 19, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat kortdurend re-integratieverlof niet langer duurt dan noodzakelijk voor het realiseren van het doel waarvoor dit verlof wordt verleend en dat dit begint en eindigt op dezelfde dag. In het tweede en derde lid is bepaald vanaf welk moment een gedetineerde voor dit verlof in aanmerking komt (op basis van de hoogte van de opgelegde straf, het deel dat hij heeft ondergaan en het deel dat hij nog moet ondergaan). Volgens het vierde lid kan worden afgeweken van het tweede en derde lid, op grond van zwaarwegende redenen die zien op de re-integratie van de gedetineerde.

De beoordeling

Klager heeft verzocht om kortdurend re-integratieverlof om, onder begeleiding van zijn reclasseringsambtenaar, naar de stad te gaan om daar te wennen aan de drukte en wellicht enkele winkels te bezoeken. Klager wenst na zijn lange detentie weer rustig te wennen aan de veranderde samenleving.

Het kortdurend re-integratieverlof is primair bedoeld voor het regelen van praktische zaken om de terugkeer in de samenleving voor te bereiden, vooruitlopend op langdurend re-integratieverlof, de deelname aan een PP en/of de (voorwaardelijke) invrijheidstelling (VI). Er dient daarbij sprake te zijn van een gefaseerde opbouw van het verlof. Het is mede vanwege het primaire functionele doel van het kortdurend re-integratieverlof dat in de Regeling is bepaald dat de duur van dit verlof is afgestemd op het desbetreffende re-integratiedoel en begint en eindigt op dezelfde dag (artikel 19, eerste lid, van de Regeling).

Klager kan, gelet op het bepaalde in artikel 19, derde lid, van de Regeling in aanmerking komen voor het verlenen van kortdurend re-integratieverlof. De beroepscommissie stelt voorop dat bij een daartoe strekkend verzoek inzichtelijk dient te worden gemaakt op welke wijze het kortdurend re-integratieverlof bijdraagt aan of in dienst staat van de re-integratiedoelen die in het D&R-plan van de betreffende gedetineerde zijn vastgelegd. Dit brengt mee dat de re-integratiedoelen van de gedetineerde concreet moeten worden omschreven en dat duidelijk dient te zijn op welke wijze wordt beoogd het betreffende re-integratiedoel te bereiken. Onder het concrete re-integratiedoel kunnen ook activiteiten vallen die eenvoudig van karakter zijn, zoals bijvoorbeeld het doen van boodschappen, indien dit bijdraagt aan de re-integratie van de gedetineerde (Stcrt. 2021, 28357, p. 14). Indien een gedetineerde op grond van eenzelfde re-integratiedoel vaker voor het verlenen van (kortdurend) re-integratieverlof in aanmerking komt kan dit eventueel met behulp van een verlofschema worden geïllustreerd (Stcrt. 2021, 28357). Het voorgaande is ook van betekenis bij de beoordeling van het eventuele beklag en/of beroep van de gedetineerde tegen de afwijzing van het verzoek om re-integratieverlof.

In klagers geval moet worden vastgesteld dat (een gedeelte van) zijn D&R-plan niet is overgelegd en dat in het vrijhedenadvies hierover ook niets is opgenomen. Dat betekent dat de hierboven bedoelde noodzakelijke informatie ontbreekt, zodat de beroepscommissie niet kan beoordelen of verweerder in redelijkheid tot de conclusie heeft kunnen komen dat aan klagers verzoek geen concreet re-integratiedoel ten grondslag ligt.

Hierbij wordt overwogen dat, voor zover verweerder klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof heeft afgewezen omdat niet duidelijk gemaakt wordt op welke wijze dit verlof zou bijdragen aan zijn re-integratie, nu klagers datum voor VI eerst op 22 februari 2024 is vastgesteld, de wet de mogelijkheid tot het verlenen van kortdurend re-integratieverlof in deze fase van klagers detentie niet belet, zodat ook dit de afwijzing van het verzoek niet kan dragen.

Gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

 

Deze uitspraak is op 22 maart 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, F. van Dekken en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven