Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 20/16514/GA, 24 maart 2022, beroep
Uitspraakdatum:24-03-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          20/16514/GA

Betreft              [klager]

Datum              24 maart 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen het uitblijven van een (tijdige) beslissing tot plaatsing in het plusprogramma.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden heeft op 6 november 2020 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €23,- (LW-2020-314). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. S. van Minderhout, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

Klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Leeuwarden (hierna: de directeur) hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op de zitting van 28 oktober 2021 in het Justitieel Complex Zaanstad te worden gehoord.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft beroep ingesteld omdat de beklagcommissie klagers klacht niet inhoudelijk heeft beoordeeld. Klager is het er niet mee eens dat hij door een plaatsing op de Afdeling Intensief Toezicht (AIT) niet in aanmerking komt voor promotie. Ten eerste is niet gebleken waarom klager op de AIT geplaatst diende te worden en daar moest blijven. Dat klager ongewenst gedrag zou hebben vertoond, zoals door de directeur aangegeven tijdens de hoorzitting van 9 november 2020, blijkt nergens uit. Ten tweede kan volgens de directeur geen beoordeling van alle onderdelen van goed gedrag plaatsvinden, omdat bij een plaatsing op de AIT geen beoordeling van het gedrag van klager kan worden gemaakt op de gebieden veiligheid en re-integratie. Dit is in strijd met de wet en verhoudt zich niet tot de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling). Ook strookt dit standpunt niet met de uitspraak van de schorsingsvoorzitter RSJ 6 maart 2020, S-20/3151/SGA, in welke procedure  de directeur heeft gesteld dat het regime op de AIT gelijk is aan een reguliere afdeling en op de AIT beter toezicht mogelijk is.

Bovendien heeft geen deugdelijke belangenafweging plaatsgevonden nu het structurele gedrag, waaronder het positieve gedrag, niet is afgezet tegen het negatieve gedrag. Het structurele gedrag van klager is voornamelijk ‘groen gedrag’. De afwegingen van de directeur zijn onjuist dan wel niet helder gemotiveerd.

Daarnaast is het beroep gericht tegen de hoogte van de tegemoetkoming. Aan klager dient een tegemoetkoming te worden toegekend van €30,- dan wel een hoger bedrag, nu klager sinds zijn binnenkomst maanden zonder valide reden van promotie uitgezonderd is geweest dan wel is nagelaten klager voor promotie in aanmerking te laten komen.

Standpunt van de directeur

De directeur heeft zijn standpunt in beroep niet kenbaar gemaakt.

 

3. De beoordeling

Ontvankelijkheid in het beroep

Op grond van artikel 69, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) in verband met artikel 68, eerste lid van de Pbw, staat voor klager geen beroep open tegen een gegrondverklaring van een beklag. Gelet daarop en op de inhoud van het beroepschrift is in beroep de (impliciet) inhoudelijke ongegrondverklaring van het beklag en de hoogte van de toegekende tegemoetkoming aan de orde.

Klager is op 4 maart 2020 de PI Leeuwarden binnengekomen. Op 4 mei en 12 juni 2020 is hij besproken in het multidisciplinair overleg. Uit het standpunt van de directeur in de beklagprocedure begrijpt de beroepscommissie dat de directeur geen inhoudelijke beslissing over klagers plaatsing in een plusprogramma heeft genomen, omdat gedetineerden die op de AIT verblijven niet voor promotie in aanmerking kunnen komen. De deelgebieden ‘veiligheid en beveiliging’, ‘zorg en begeleiding’ en ‘re-integratie en resocialisatie’ zouden op deze afdeling niet te toetsen zijn. Vanwege de toezichtmaatregelen die aan de GVM-status van gedetineerden op de AIT zijn verbonden, is het onmogelijk om gedetineerden die op deze afdeling verblijven een dagprogramma volgens het plusprogramma aan te bieden.

Uit informatie van DJI blijkt dat de AIT een reguliere afdeling binnen de inrichting betreft, die kleinschaliger van opzet is. De AIT is bedoeld voor gedetineerden die intensief toezicht nodig hebben. Op grond van artikel 1e van de Regeling wordt een bepaalde categorie gedetineerden uitgesloten van promotie of het plusprogramma. De AIT wordt in dit artikel niet benoemd. Ook valt de AIT niet onder een ‘uitgebreid beveiligd regime’ als bedoeld in artikel 13 van de Pbw, welke categorie gedetineerden op grond van het toenmalige artikel 1e onder d van de Regeling is uitgesloten. Hieruit leidt de beroepscommissie af dat gedetineerden die op de AIT verblijven niet zijn uitgesloten van het plusprogramma. Uit vaste jurisprudentie van de beroepscommissie en het ten tijde van het beklag geldende artikel 1d, tweede lid, van de Regeling volgt dat uiterlijk na zes weken moet worden bezien of een gedetineerde in aanmerking komt voor promotie naar het plusprogramma.

Gelet hierop had de directeur uiterlijk na zes weken op deugdelijke en kenbare wijze een beslissing moeten nemen of klager in aanmerking kwam voor promotie naar het plusprogramma, dus op 16 april 2020. Klager heeft op 11 juni 2020 tegen het uitblijven van een beslissing beklag ingesteld. Meer dan vier maanden later, op de dag van de zitting bij de beklagcommissie, was nog steeds geen beslissing genomen. Hierin ziet de beroepscommissie aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen overeenkomstig de geldende standaardbedragen voor schending van het dagprogramma langer dan vier maanden, een bedrag van €70,-.De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €70,-.

Deze uitspraak is op 24 maart 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. E. Dinjens, voorzitter, mr. C.N. Dijkstra en mr. J.B. Oreel, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven