Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/26277/SGA, 8 maart 2022, schorsing
Uitspraakdatum:08-03-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/26277/SGA

Betreft              [verzoeker]

Datum              8 maart 2022

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van  [verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de locatie Roermond (hierna: de directeur) heeft op 1 maart 2022 beslist om verzoeker te degraderen naar het basisprogramma.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (R2022-232).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de bestreden beslissing van 28 februari 2022 blijkt dat verzoekers gedrag op het onderdeel ‘stimuleren en ontmoedigen’ als ‘ongewenst’ is aangemerkt. Hierbij is benoemd dat verzoeker weigert mee te werken aan re-integratiedoelen, zijn houding tijdens het dagprogramma niet correct is, verzoeker de gemaakte afspraken omtrent zijn re-integratiedoelen niet nakomt en constant met het personeel in discussie gaat over de huisregels.

Bij het nemen van een beslissing tot terugplaatsing van een gedetineerde in het basisprogramma (degradatie) dient de directeur volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie het gedrag te benoemen dat tot de degradatie leidt en een deugdelijke en inzichtelijke belangenafweging te maken waarbij het ongewenste gedrag wordt afgezet tegen het gewenste (ofwel het positieve) gedrag van verzoeker. De voorzitter overweegt dat in de bestreden beslissing wel wordt benoemd dat de directeur nadrukkelijk aandacht heeft geschonken aan het gewenste gedrag, maar dat het gewenste gedrag van verzoeker niet wordt benoemd. In het degradatiebesluit is onder punt 2.1 weergegeven dat het gewenste gedrag ´niet van toepassing´ is. Nu het gewenste gedrag van verzoeker enerzijds nadrukkelijk zou zijn meegenomen maar anderzijds niet van toepassing zou zijn en voorts niet wordt benoemd, is het de voorzitter onvoldoende gebleken dat het gewenste gedrag van verzoeker is meegewogen in de door de directeur gemaakte belangenafweging. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter voldoet de door de directeur gemaakte belangenafweging dan ook niet aan de daaraan gestelde motiveringseisen. Nu de bestreden beslissing onvoldoende is gemotiveerd, is de beslissing zodanig onredelijk en onbillijk dat het verzoek zal worden toegewezen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

Deze uitspraak is op 8 maart 2022 gegeven door mr. C.N. Dijkstra, voorzitter, bijgestaan door bc. L. Vis-van Alff, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven