Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24245/GB en RSJ 22/25329/GB, 10 maart 2022, beroep
Uitspraakdatum:10-03-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/24245/GB en 22/25329/GB

Betreft              [Klager]

Datum              10 maart 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op de beroepen van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 29 juli 2021 beslist klager over te plaatsen naar de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 9 november 2021 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsvrouw, mr. D.N.A. Brouns, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing (21/24245/GB).

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar de gevangenis van de PI Almelo of van de PI Dordrecht.

Verweerder heeft dat verzoek op 11 januari 2022 afgewezen.

Klagers raadsvrouw heeft namens klager ook beroep ingesteld tegen deze beslissing (22/25329/GB).

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van de beroepschriften, de reacties van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

21/24245/GB: Het is onduidelijk waarom klager binnen de PI Zwolle niet naar een andere afdeling kon worden overgeplaatst. In de praktijk blijkt namelijk dat justitiabelen alsnog in de PI Zwolle kunnen worden geplaatst. Desondanks was klager bereid mee te werken en heeft hij zijn voorkeur voor een nieuwe inrichting aangegeven (de PI Almelo). Met deze voorkeur is echter op geen enkele wijze rekening gehouden, wat wel had gemoeten. Klager was immers niet vanwege een straf, maar vanwege een verbouwing in de PI Zwolle overgeplaatst. Daarnaast zat klager aan het einde van zijn detentie, waardoor de overplaatsing an sich al vervelend was en er in het bijzonder rekening had moeten worden gehouden met zijn voorkeur. 

22/25329/GB: Klagers motivatiebrief en het positieve advies van de inrichting hadden voldoende ondersteuning moeten bieden voor een positieve beslissing van verweerder. Klager heeft uitgebreid aangegeven waarom zijn verzoek zich richtte op zowel de PI Almelo als op de PI Dordrecht. Klager voelt zich in de PI Leeuwarden eenzaam en vindt daar geen enkele aansluiting. Tevens ontvangt klager geen bezoek. In de laatste fase van de detentie zou het voor klager prettig zijn geweest om ondersteuning te kunnen ontvangen van zijn naasten. Hier is dan ook onvoldoende rekening mee gehouden in de bestreden beslissing. Er bestonden zwaarwegende redenen om klager over te plaatsen.

Het afwachten van de rapportage van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) is onvoldoende zwaarwegend om tot een afwijzing van klagers verzoek te komen. Klager zit namelijk al een deel van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling uit. Het rapport van het NIFP wordt gebruikt in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling, inhoudende dat de reclassering aan de hand van de uitkomst van het rapport voor klager een vervolgplek zal zoeken.

Standpunt van verweerder

21/24245/GB: Klager moest wegens een verbouwing in de PI Zwolle worden overgeplaatst. In klagers voorkeurslocatie – de PI Almelo – was er geen vrije gevangeniscapaciteit. Voor de PI Leeuwarden is gekozen, omdat klager daar snel kon worden geplaatst. Klager heeft zowel in bezwaar als in beroep geen feiten of omstandigheden aangedragen waaruit blijkt dat hij een zwaarwegend belang heeft bij een overplaatsing naar de PI Almelo.

Waarom klager niet intern had kunnen worden overgeplaatst en welke gedetineerde wordt voorgesteld voor een overplaatsing, is aan de directeur van de inrichting. Indien klager zich hierover wenste te beklagen, had hij een klaagschrift bij de beklagcommissie moeten indienen.

Voor het overige wordt verwezen naar de inhoud van de bestreden beslissing.

22/25329/GB: Aangezien klager geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, is zijn overplaatsing naar de PI Leeuwarden juist geweest. De door klager aangevoerde bezoekproblematiek is in het beroepschrift niet duidelijk onderbouwd dan wel nader gespecificeerd. Niet duidelijk is geworden wie klager zou willen bezoeken en waarom dat nu niet (goed) mogelijk is. Ten tijde van het verblijf in de PI Zwolle heeft klager ook geen bezoek ontvangen. In dat opzicht maakt een overplaatsing naar een andere inrichting omwille van het bezoek dan ook geen verschil en geeft een overplaatsing geen garantie dat klager in een andere inrichting wel bezoek zal ontvangen.

Voor wat betreft het afwachten van de rapportage van het NIFP, kan verweerder klagers standpunt hieromtrent volgen, nu dit niet doorslaggevend is. Dit is echter niet alleen bepalend geweest bij de afwijzing van zijn verzoek. Dat de inrichting positief heeft geadviseerd inzake een overplaatsing van klager naar de PI Almelo of de PI Dordrecht kan niet tot een andere beslissing leiden. In de bestreden beslissing is aangegeven dat de door klager aangevoerde gronden onvoldoende zwaarwegend zijn om tot de verzochte overplaatsing over te gaan en om een uitzondering te maken op het gevoerde beleid.

Voor het overige wordt verwezen naar de inhoud van de bestreden beslissing.

 

3. De beoordeling

Klager verbleef in de gevangenis van de PI Zwolle. Op 30 juli 2021 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de PI Leeuwarden, wegens een verbouwing in de PI Zwolle en wegens gebrek aan capaciteit in klagers inrichting van zijn voorkeur. Klager wil graag worden overgeplaatst naar de gevangenis van de PI Almelo of van de PI Dordrecht, omdat hij in de PI Leeuwarden geen sociale contacten heeft, geen bezoek ontvangt en zijn draai niet kan vinden op de afdeling.

Op grond van artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden wordt een gedetineerde die tot een gevangenisstraf is veroordeeld, in beginsel in het arrondissement van vestiging geplaatst. Als daar geen plaats beschikbaar is, wordt de gedetineerde in een aanpalend arrondissement geplaatst. Gedetineerden die in het plusprogramma verblijven krijgen voorrang. In het dossier staat geen recent vestigingsadres (anders dan de PI Zwolle) of een adres waar klager zich na zijn detentie zal vestigen. Het adres dat op klagers registratiekaart staat vermeld, is blijkens de Strafrechtketendatabank niet meer actueel. Voornoemd artikel vormt dus geen selectiecriterium voor onderhavige beroepen.

Uit de stukken volgt dat klager wegens een verbouwing in de PI Zwolle is geselecteerd voor een horizontale overplaatsing en dat, vanwege een optimale capaciteitsbenutting en het spoedeisende karakter van deze overplaatsing, geen rekening kon worden gehouden met klagers voorkeur voor de gevangenis van de PI Almelo. De PI Almelo beschikt(e) namelijk niet over vrije gevangeniscapaciteit. De beroepscommissie acht het begrijpelijk dat klager om deze reden moest worden overgeplaatst en dat hij bij gebrek aan celcapaciteit niet kon worden overgeplaatst naar de PI Almelo.

Hoewel onweersproken vaststaat dat klager verstoken is van bezoek in de PI Leeuwarden, wat volgens vaste jurisprudentie in beginsel reden vormt voor een overplaatsing, staat daar echter tegenover dat de bezoekproblemen van klagers familie, vrienden en kennissen – anders dan het in het algemeen vermelden dat de reisafstand groot is – niet zijn onderbouwd dan wel nader zijn gespecificeerd. Het is dan ook niet duidelijk wie klager precies zouden willen bezoeken, waar zij vandaan moeten komen en waarom het bezoeken van klager voor hen nu concreet niet (goed) mogelijk is. In dat kader is van belang dat klager in de PI Zwolle ook geen bezoek heeft ontvangen. Het is de beroepscommissie dan ook niet duidelijk geworden of een overplaatsing van klager naar de PI Almelo of de PI Dordrecht er wel toe leidt dat hij daar het gewenste bezoek kan ontvangen. Dat klager zich in de PI Leeuwarden eenzaam voelt en dat hij zijn draai niet kan vinden op de afdeling, is onvoldoende zwaarwegend om te oordelen dat verweerder tot de verzochte overplaatsing over dient te gaan. Tot slot heeft klager naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende onderbouwd welke zwaarwegende belangen hij heeft bij een overplaatsing naar specifiek de PI Almelo en/of de PI Dordrecht.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kunnen de bestreden beslissingen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal de beroepen daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart de beroepen ongegrond.

Deze uitspraak is op 10 maart 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. M.J. Stolwerk en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven