Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/26128/SGA, 28 februari 2022, schorsing
Uitspraakdatum:28-02-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer           22/26128/SGA

Betreft              [verzoeker]

Datum              28 februari 2022

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van  [verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen (hierna: de directeur) heeft op 24 februari 2022 aan verzoeker een ordemaatregel opgelegd van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel, voor de duur van zeven dagen, vanwege een vechtpartij met een medegedetineerde en verbale agressie, ingaande op 24 februari 2022 om 09:00 uur en eindigend op 3 maart 2022 om 09:00 uur.

Verzoekers raadsman, mr. M. de Reus, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (beklagkenmerk NH-2022-104).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Namens verzoeker wordt aangevoerd dat hij is afgezonderd wegens betrokkenheid bij de mishandeling van een medegedetineerde. Verzoeker betwist uitdrukkelijk dat hij bij een dergelijk voorval betrokken is geweest en heeft geen idee op welke wijze het kennelijke vermoeden is ontstaan dat dit wel het geval is. Naar het oordeel van verzoeker ontbreekt de wettelijk vereiste noodzaak van de opgelegde ordemaatregel en daarmee dient de beslissing van de directeur in strijd met de wet te worden geacht, aldus verzoeker.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat op 23 februari 2022 is geconstateerd dat een medegedetineerde verwondingen had aan zijn hoofd, waarbij zijn bril van zijn hoofd was geslagen. Verzoeker is volgens de directeur vervolgens gesommeerd terug te gaan naar zijn cel, waarbij hij ernstige bedreigingen heeft geuit naar de medegedetineerde in de strekking van: “wacht maar ik kom ooit weer buiten en dan gaan jullie eraan” en “er komt een prijs op jullie hoofd te staan en al is het over tien jaar ik weet jullie te vinden”. Gedetineerden die ten tijde van het incident aanwezig waren in de recreatiezaal hebben bevestigd dat verzoeker de medegedetineerde heeft geslagen, aldus de directeur. Gelet op het voorgaande acht de directeur het niet aannemelijk dat verzoeker niet betrokken is geweest bij de mishandeling. Nu het toepassen van geweld binnen de inrichting niet wordt getolereerd en gelet op de ernst van het incident, is aan verzoeker een ordemaatregel opgelegd. Naar aanleiding van het incident zal verzoeker in het kader van de orde en veiligheid in de inrichting en de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf worden overgeplaatst naar een voor verzoeker meer geschiktere setting, aldus de directeur.

Voorlopig oordeelt de voorzitter als volgt. Betrokkenheid bij een geweldsincident levert in beginsel een strafwaardige gedraging op. Voor een dergelijke strafwaardige gedraging dient in beginsel een disciplinaire straf te worden opgelegd en geen ordemaatregel van plaatsing in afzondering. De voorzitter overweegt dat de directeur een ordemaatregel kon opleggen voor het verrichten van nader onderzoek naar verzoekers betrokkenheid bij het geweldsincident. Echter, de voorzitter begrijpt op grond van het voorgaande dat de directeur verzoeker (tevens) een verwijt maakt en dat de opgelegde ordemaatregel (ook) het karakter van een disciplinaire straf heeft. Het is de voorzitter uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur niet gebleken dat nu nog onderzoek wordt verricht of dat de voortzetting van de ordemaatregel anderszins nog noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Gelet hierop is de bestreden beslissing naar het voorlopig oordeel van de voorzitter onredelijk en onbillijk. Het verzoek zal worden toegewezen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

Deze uitspraak is op 28 februari 2022 gegeven door mr. M. Keppels, voorzitter, bijgestaan door mr. B.M.L. Commelter, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven