Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20979/GA, 31 augustus 2022, beroep
Uitspraakdatum:31-08-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 21/20979/GA     

Betreft [klager]

Datum 31 augustus 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

a.  een disciplinaire straf van negen dagen opsluiting in een strafcel, vanwege het herhaaldelijk bemoeien met en belemmeren van de beheersing van een ernstig veiligheidsincident, ingaande op 14 januari 2021 (IJ-2021-64);

b.  de beslissing hem te degraderen naar het basisprogramma (IJ-2021-65).

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel heeft op 8 april 2021 de klachten ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. F.W.M. Hopmans, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft zich niet agressief opgesteld. Het alarm ging af vanwege het gedrag van een medegedetineerde. De medegedetineerde werd dermate hard aangepakt door het personeel dat klager wilde zeggen dat ze rustig aan moesten doen. Dit is onterecht opgevat als agressief gedrag. Nu klagers gedrag niet als verbaal of fysiek agressief dient te worden aangemerkt, is de disciplinaire straf onterecht opgelegd, dan wel disproportioneel vanwege de ernstige aantasting van de persoonlijke- en lichamelijke integriteit in de strafcel.

Voorts is, nu klagers gedrag niet als verbaal of fysiek agressief dient te worden aangemerkt, de degradatiebeslissing onterecht genomen, dan wel disproportioneel. Klagers positieve gedrag op de afdeling is niet meegewogen in de beslissing. Uit de beslissing blijkt niet waaruit de belangenafweging heeft bestaan. Er had ook kunnen worden volstaan met een kortere termijn dan dertien weken.

Standpunt van de directeur

De directeur persisteert bij de gronden van het verweerschrift in beklag.

3. De beoordeling

Beklag a.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

Beklag b.

Klager is op 15 januari 2021 gedegradeerd vanwege het gedrag dat ook ten grondslag ligt aan de disciplinaire straf van beklag a. Klager heeft zich volgens het schriftelijk verslag herhaaldelijk bemoeid met de beheersing van een ernstig veiligheidsincident. Dit deed klager zowel verbaal als fysiek. Hierdoor belemmerde hij de beheersing van het incident. De directeur acht dit gedrag ernstig ontoelaatbaar en heeft klager voor een periode van dertien weken gedegradeerd.

Ontoelaatbaar gedrag

Uit de nota van toelichting bij de wijziging van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) in verband met een wijziging inzake het systeem van promoveren en degraderen (hierna: de nota van toelichting) (Stcrt. 2020, nr. 49131) komt naar voren dat uitgangspunt is dat gedetineerden zelf verantwoordelijkheid nemen voor hun detentie en re integratie. Om te kunnen promoveren naar en te kunnen verblijven in het plusprogramma dient een gedetineerde aan te tonen dat zijn motivatie en inzet om zijn re integratiedoelen te verwezenlijken bestendig zijn. Promoveren en degraderen zijn dus afhankelijk van de mate van verantwoordelijkheid die de gedetineerde toont voor zijn eigen re-integratie, wat onder meer uit zijn gedrag kan blijken.

Artikel 1d, vijfde lid, van de Regeling bepaalt dat er altijd een besluit tot degradatie volgt, indien een gedetineerde ‘ontoelaatbaar’ gedrag, zoals beschreven in bijlage 1 en bijlage 2 van de Regeling, laat zien. Volgens de nota van toelichting gaat het hier om gedragingen die als dermate ingrijpend op de orde en veiligheid binnen een inrichting kunnen worden aangemerkt dat deze op zichzelf beschouwd een degradatie c.q. het uitblijven van een promotie rechtvaardigen zonder daarbij rekening te houden met het structurele gedrag in detentie. Indien een gedetineerde één van deze gedragingen laat zien, is volgens de nota van toelichting een afweging van deze gedraging ten opzichte van het algehele gedrag niet meer noodzakelijk. Een belangenafweging hoeft dus niet te worden gemaakt.

Volgens de bijlagen is fysiek agressief gedrag of het ernstig bedreigen van personeel of een medegedetineerde, ontoelaatbaar gedrag dat leidt tot directe degradatie. Blijkens het schriftelijk verslag heeft klager zich fysiek agressief gedragen tegen personeel waardoor hij de beheersing van een veiligheidsincident belemmerde. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur dit gedrag heeft kunnen aanmerken als ontoelaatbaar gedrag. Daarmee is de degradatiebeslissing naar het oordeel van de beroepscommissie op zichzelf niet onredelijk en onbillijk.

Periode van de degradatie

Op grond van artikel 1d, zesde lid, van de Regeling bepaalt de directeur de periode gedurende welke de gedetineerde het in bijlage 1 dan wel bijlage 2 bij de Regeling omschreven gewenste gedrag laat zien om wederom in aanmerking voor promotie te komen. Deze periode is minimaal zes weken. Indien de directeur aanleiding ziet een langere periode in acht te nemen motiveert hij zijn besluit, waarbij hij in ieder geval betrekt de aard en de ernst van het gedrag dat aanleiding vormt voor degradatie, de mate waarin inbreuk is gemaakt op de orde en de veiligheid in de inrichting dan wel op de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming, de al dan niet opzettelijkheid van het gedrag, de duur van de eventueel opgelegde straf door de strafrechter indien hiervan sprake is en het gedrag dat de gedetineerde structureel in de detentiesituatie vertoont.

Klager is voor een periode van dertien weken gedegradeerd. In de degradatiebeslissing heeft de directeur niet gemotiveerd waarom degradatie voor de duur van dertien weken in klagers geval passend is. Daarmee is er sprake van een motiveringsgebrek. De beroepscommissie is daarom van oordeel dat de degradatiebeslissing bij deze stand van zaken als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt voor zover deze de periode van zes weken te boven gaat.

De beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren voor de periode tot zes weken en de uitspraak van de beklagrechter in zoverre bevestigen. De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren voor zover de degradatiebeslissing de duur van zes weken te boven gaat, de uitspraak van de beklagrechter in zoverre vernietigen en dit beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €52,50.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag b. gegrond voor zover de degradatie de duur van zes weken te boven gaat, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart dit beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €52,50.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag b. voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.

Deze uitspraak is op 31 augustus 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. J.B. Oreel, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven