Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/19594/GM, 18 februari 2022, beroep
Uitspraakdatum:18-02-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/19594/GM

Betreft [klager]

Datum 18 februari 2022

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat hij na terugkeer van een operatie in het ziekenhuis geen hulpmiddelen heeft gekregen en dat de zorgplicht jegens hem geschonden is.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman, mr. C.A. Bouw, en de inrichtingsarts in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Aan klager is na zijn operatie op 1 december 2020 geen krukken, rolstoel, voetzakje om te douchen en niet onmiddellijk ibuprofen en een kussen verstrekt. De medische dienst heeft onvoldoende zorgvuldig gehandeld na de operatie en heeft onzorgvuldig beslissingen genomen omtrent de medische nazorg. Klager heeft op 2 december 2020 verzocht om krukken om mobiel te zijn en zijn enkel niet voortdurend te belasten. Klager heeft aan de linkerzijde een complete heupprothese met kom en de operatie aan de rechterenkel zorgt voor instabiliteit. Klager kan niet volledig steunen op de linkerzijde. Uit de medische gegevens blijkt dat gebeld is met het ziekenhuis, maar wanneer is niet duidelijk. Klager werd na de operatie bij terugkomst uit het ziekenhuis onmiddellijk ingesloten en pas de volgende ochtend om 08:00 uur door de medische dienst bezocht. Klager heeft toen in ieder geval aangegeven krukken te willen voor zijn stabiliteit, een extra kussen en een voetzakje voor het douchen. Niet blijkt uit de medische gegevens of het hebben van een complete heupprothese met kom aan de linkerzijde wellicht aanleiding geeft krukken voor te schrijven. Met wie in het ziekenhuis is gesproken, blijkt ook niet. Overdrachtspapieren lijken niet binnen te zijn gekomen. Wel is opgeschreven dat het ziekenhuis heeft geadviseerd dat klager het nog een aantal dagen rustig aan moet doen. Met de krukken had klager zijn enkel kunnen ontlasten op momenten dat hij zeer veel pijn ervoer en dus ook inderdaad rustig aan had kunnen doen. Een extra kussen werd niet onmiddellijk verstrekt, maar pas op 4 december 2020. Klager heeft moeten douchen met een plastic zak om de voet gebonden en er is slechts eenmaal een stoel tijdens het douchen aan klager gegund. Op 14 december 2020 trok klager voor de zoveelste keer aan de bel dat de enkel zeer pijnlijk was en de wond was gezwollen. Op 17 december 2020 bleek inderdaad dat de enkel was ontstoken en op 18 december 2020 is met antibiotica gestart. Pas op 20 december 2020 is ibuprofen verstrekt. Klager heeft veel pijn gehad en meent dat onvoldoende naar hem is geluisterd en dat onvoldoende adequaat is gehandeld. Het heeft tot half februari 2021 geduurd voordat de enkelwond volledig was gesloten. De medische noodzaak van krukken is niet voldoende onderzocht. Klager is van mening dat door het belasten van zijn rechterenkel, douchen zonder adequate hulpmiddelen en niet onmiddellijk verstrekken van ibuprofen de wond op de enkel is gaan ontsteken en klager onnodig veel pijn heeft moeten ervaren.      

Standpunt van de inrichtingsarts

Op 2 december 2020 is in het journaal klagers vraag over krukken en een extra kussen vermeld. Omdat er nog geen overdracht uit het ziekenhuis was heeft de medische dienst met de chirurgie gebeld. Zij gaven aan dat een rolstoel of krukken niet medisch geïndiceerd waren en dat klager rustig aan mocht doen. Dit is teruggekoppeld aan klager waarop hij boos werd. Een extra kussen werd meteen goedgekeurd door de medische dienst. Dat klager aangeeft deze niet te hebben gekregen kan de inrichtingsarts niet terugzien in het dossier. Dan ligt volgens de inrichtingsarts het probleem van het niet krijgen van een extra kussen niet bij de medische dienst, maar bij de afdeling. Klager zegt zelf het kussen op 4 december 2020 te hebben ontvangen.

Klager heeft aangegeven bij terugkomst om ibuprofen te hebben gevraagd, maar dit is nergens terug te vinden in het dossier. Klager vroeg pas op 19 december 2020 om ibuprofen voor pijn aan de voet bij zijn wondinfectie en medicatie is toen ook meteen voorgeschreven.

Klager heeft aangevoerd dat hij met een vuilniszak om de voet heeft moeten douchen en dat hij in de douche moest staan. Het beleid vanuit de chirurgie was dat de voet voorzichtig kon worden belast. Douchen mocht dus ook. Douchen met een zak was volgens de inrichtingsarts acceptabel omdat de zak over een litteken met een eilandpleister erop ging. Als het nat werd kon de pleister worden vervangen. Het was niet zo dat klager gips om de voet had wat absoluut niet nat mocht worden.

Het is vervelend dat de wond/litteken is gaan ontsteken, maar dat kan niet altijd worden voorkomen. Hierop is direct de juiste antibiotica gestart en de hechtingen zijn op het juiste moment verwijderd. De adviezen van de chirurg zijn opgevolgd. Klager is vaak bezocht en er zijn controles gedaan. De ontsteking is goed behandeld.    

 

3. De beoordeling

Uit het medisch dossier en de toelichting van de inrichtingsarts leidt de beroepscommissie het volgende af. Klager is op 1 december 2020 in het ziekenhuis geopereerd aan zijn rechterenkel, waaruit glasscherven zijn verwijderd. Op 2 december 2020 heeft klager om een rolstoel, krukken en een extra kussen gevraagd. De medische dienst was toen nog in afwachting van de overdrachtspapieren. Er is gebeld met het ziekenhuis wat leerde dat er geen indicatie of reden was voor krukken of een rolstoel. Klager mocht het de dagen daarna rustig aan doen. De medische dienst was het eens met dit door het ziekenhuis geadviseerde beleid. Klager heeft wel een extra kussen gekregen. Klager is vervolgens boos geworden omdat hij krukken en een rolstoel wilde. Het beleid is vervolgens aan klager uitgelegd. Op 3 december 2020 is klager door een verpleegkundige bezocht op cel. Klager begon opnieuw over de krukken en hem is nog een keer uitgelegd wat het beleid inhield. De wond is verbonden met een nieuwe eilandpleister. De verpleegkundige constateerde dat de wond rustig oogde en dat er geen sprake was van rode huid rondom de wond of irritatie. Als klager wilde douchen kon een plastic zak om de voet worden gedaan. Klager was daarmee akkoord. Op 8 december 2020 heeft de verpleegkundige de wond bekeken en deze zag er ook toen rustig uit. Er was wel wat wondvocht op de pleister, maar geen tekenen van een infectie. Op 14 december 2020 had klager last van de hechtingen. De verpleegkundige heeft klager bezocht op cel. De wond was inderdaad rood en een klein beetje gezwollen. Er kwam geen vuil (pus) uit de wond. De wond was bijna geheel gesloten. De verpleegkundige heeft de hechtingen verwijderd. Afgesproken is op dat moment dat indien aan het eind van de week de roodheid en lichte zwelling niet waren afgenomen klager aan de bel zou trekken. De verpleegkundige heeft telefonisch overlegd met de inrichtingsarts en die was akkoord met dit beleid. Op 17 december 2020 is klager gezien door de fysiotherapeut. Klager had klachten over de genezing van de wond. De wond was wel dicht, maar de huid eromheen was rood en verdikt en leek ontstoken. De inrichtingsarts is vervolgens gestart met antibioticum. Op 19 december 2020 maakte klager melding van aanhoudende pijn en is in overleg met de inrichtingsarts ook ibuprofen voorgeschreven.  

De beroepscommissie is van oordeel dat de inrichtingsarts bij terugkomst van klager uit het ziekenhuis zelfstandig een afweging had moeten maken over het te volgen beleid en zelf had moeten beoordelen of en, zo ja, welke hulpmiddelen aan klager verstrekt hadden moeten worden. Klager had aanhoudend en uitdrukkelijk om hulpmiddelen, waaronder krukken, verzocht. De beroepscommissie neemt daarbij verder in aanmerking dat klager aan de linkerzijde een heupprothese heeft, waardoor hij (mogelijk) extra in zijn mobiliteit was beperkt, en dat hij de krukken wilde voor zijn stabiliteit en om zijn enkel niet te belasten. Onder die omstandigheden had niet zonder meer afgegaan mogen worden op het door het ziekenhuis geadviseerde beleid en kon niet worden volstaan met wondverzorging door de verpleegkundige.

Gelet op het voorgaande moet het handelen van de inrichtingsarts worden aangemerkt als in strijd met de destijds geldende norm van artikel 28 van de Penitentiaire maatregel (oud). De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren.

De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €75,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €75,-.

Deze uitspraak is op 18 februari 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. B.A. Geurts en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven