Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7464/GA, 3 februari 2022, beroep
Uitspraakdatum:03-02-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/7464/GA           

 

Betreft [klager]

Datum 3 februari 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen een ordemaatregel van uitsluiting van deelname aan alle groepsactiviteiten, voor de duur van drie dagen, omdat de directeur zich een beeld wilde vormen van klagers gedrag, ingaande op 4 mei 2020.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden heeft op 26 juni 2020 het beklag formeel gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming van €10,- toegekend (LW-2020-236). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld, voor zover het beklag (impliciet) inhoudelijk ongegrond is verklaard.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman mr. B.J. Polman en de directeur van de PI Leeuwarden (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten. Mr. M.C. Levy, kantoorgenoot van mr. B.J. Polman, heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Het is onwenselijk dat het Hoofd Veiligheid over de bemiddeling van klachten gaat. Hij draagt meerdere petten en dat bemoeilijkt de bemiddeling. Het Hoofd Veiligheid heeft tijdens een gesprek met klager toegegeven dat het niet ging om beheersmatig problematisch gedrag van klager, maar dat klager op de verkeerde afdeling is geplaatst. Om ervoor te zorgen dat hij geen contact kon hebben met de gedetineerden op die afdeling, is klager voor drie dagen op cel geplaatst totdat hij werd overgeplaatst.

Bovendien was de directie niet bevoegd, omdat klager op het moment van het opleggen van de ordemaatregel nog in het Justitieel Complex (JC) Zaanstad verbleef. Klager is drie dagen onterecht bestraft en wenst een tegemoetkoming voor die drie dagen.

Drie dagen uitsluiting van deelname aan alle groepsactiviteiten komt neer op drie dagen afzondering. Voor afzondering is €12,50 per dag de standaardtegemoetkoming. Klager verzoekt een tegemoetkoming van €15,- voor de drie dagen. Klager verzoekt een extra tegemoetkoming van €15,- voor de bijzonder lange tijd dat de uitspraak in beroep op zich heeft laten wachten.

 

Standpunt van de directeur

Zoals in het verweerschrift op het beklag tot uiting is gekomen, is er sprake geweest van procedurele fouten. Klager is niet gehoord voordat de beslissing tot het opleggen van de ordemaatregel is genomen en de ingangstijd van de maatregel klopte niet. In het beroepschrift komen zaken tot uiting die geen onderdeel uitmaken van de oorspronkelijke klacht. Op grond hiervan ziet de directeur geen nieuwe feiten of omstandigheden die aanleiding geven tot andere inzichten.

 

3. De beoordeling

Voor zover in beroep wordt geklaagd over de termijn waarin de beroepscommissie op het beroep heeft beslist, overweegt de beroepscommissie dat de wetgever geen rechtsgevolgen heeft verbonden aan het niet spoedig doen van een uitspraak door de beroepscommissie. Het tijdsverloop kan dan ook niet leiden tot een gegrondverklaring van het beroep en het toekennen van een tegemoetkoming. De beroepscommissie betreurt evenwel dat de uitspraak in beroep lang op zich heeft laten wachten.

Klager stelt dat de directeur van de PI Leeuwarden niet bevoegd was tot het opleggen van de ordemaatregel, omdat klager op het moment van het vermelde ingangstijdstip nog in het JC Zaanstad verbleef. De beroepscommissie overweegt dat de ordemaatregel is opgelegd op de dag van klagers overplaatsing. De bevoegdheid tot het opleggen van een ordemaatregel rust in beginsel bij de directeur van de inrichting waar een gedetineerde verblijft (artikel 1, aanhef en onder d, artikel 3, vierde lid, en artikel 23, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw)). Gelet op de mededeling van de directeur dat de ingangstijd van de ordemaatregel niet klopt, vat de beroepscommissie dit op als een kennelijke verschrijving. Bovendien is de ordemaatregel ten uitvoer gelegd toen klager in de PI Leeuwarden binnenkwam. Op dat moment was de directeur bevoegd.

Op grond van artikel 23, eerste en tweede lid, van de Pbw, kan de directeur van een inrichting een gedetineerde voor de duur van ten hoogste twee weken uitsluiten van deelname aan één of meerdere activiteiten, indien dit noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.

De beroepscommissie overweegt dat de directeur van een inrichting kan beslissen tot oplegging van een ordemaatregel om een nieuwe gedetineerde direct na binnenkomst in de PI te observeren. Er moet wel een eigen individuele belangenafweging worden gemaakt. Het gedrag van de gedetineerde in een vorige detentiesituatie kan onderdeel zijn van die afweging (vergelijk RSJ 20 juli 2017, 17/1061/GA).

Aan klager is een ordemaatregel opgelegd van drie dagen uitsluiting van deelname aan alle groepsactiviteiten. In de schriftelijke mededeling staat dat deze beslissing is genomen, omdat klager blijkens het selectieadvies in zijn vorige inrichting beheersmatig problematisch gedrag vertoonde. De directeur wilde eerst een beeld krijgen van klagers gedrag voordat klager aan het algemene dagprogramma zou deelnemen. Bij het verkrijgen van een beeld van klager stelt de directeur zich te zullen laten adviseren door de gedragsdeskundige en het hoofd van klagers afdeling.

Het selectieadvies waar de directeur zich op baseert is in deze zaak niet overgelegd en de directeur heeft geen concrete gedragingen in de vorige inrichting benoemd, waaruit het beheersmatig en problematisch gedrag van klager zou moeten blijken. De beroepscommissie is van oordeel dat met de enkele verwijzing naar het selectieadvies, zonder nadere toelichting waaruit blijkt welke concrete gedragingen de directeur in zijn belangenafweging heeft betrokken, de ordemaatregel onvoldoende inzichtelijk gemotiveerd is. Volgens het verweerschrift in beklag heeft de directeur zich ook gebaseerd op de eerdere detentie van klager in de PI Leeuwarden. De directeur heeft de relevante factoren ten aanzien van de eerdere detentie echter ook niet met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd. Bovendien heeft de directeur klager niet gehoord en daarom geen eigen beeld kunnen vormen bij de huidige situatie van klager.

De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur geen kenbare eigen individuele belangenafweging heeft gemaakt. De directeur heeft niet voldoende gemotiveerd dat de opgelegde ordemaatregel noodzakelijk was in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.

De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde vernietigen en het beklag alsnog geheel gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. Klager heeft gesteld dat hij door de uitsluiting van deelname aan alle groepsactiviteiten 23 uur per dag op cel heeft gezeten. De directeur heeft dit niet weersproken. De beroepscommissie zal daarom aansluiten bij het standaardbedrag voor afzondering op de eigen cel en zal de tegemoetkoming vaststellen op €30,- (3 x €10,-).

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde en verklaart het beklag alsnog geheel gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van in totaal €30,-.

 

Deze uitspraak is op 3 februari 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uitmr. T.B. Trotman, voorzitter, U.P. Burke en mr. R. Raat, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven