Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/23423/GM, 24 januari 2022, beroep
Uitspraakdatum:24-01-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/23423/GM           

 

Betreft [Klager]

Datum 24 januari 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van  [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat hij tijdens zijn verblijf in de isoleercel niet is bezocht door een inrichtingsarts en dat het 71 dagen heeft geduurd voordat hij een inrichtingsarts kreeg te spreken.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager gehoord op de digitale zitting van 1 december 2021.

De inrichtingsarts heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is op 10 juni 2021 geplaatst in een isoleercel. Klager had toen een wond bij zijn voorhoofd en bloed bij de oogkas. De wond is ontstaan toen klager door een medewerker, die een ring om had, is geslagen. In de isoleercel is hij kort gezien door een verpleegkundige. De verpleegkundige is niet in de isoleercel geweest, maar heeft hem bekeken door het luikje van de deur. Klager heeft om pijnstilling gevraagd, maar deze niet gekregen. Hij heeft een washandje, wc-papier en desinfectiemiddel gekregen om zelf zijn wond te verzorgen. Op 14 juni 2021 is hij niet gezien door een verpleegkundige. Op 18 juni 2021 zou hij naar de inrichtingsarts gaan, maar dat is niet gebeurd. Klager heeft meerdere keren gevraagd om een arts. Hoewel tegen klager is gezegd dat hij een arts zou kunnen spreken, is dit niet gebeurd. Pas 71 dagen ná de iso plaatsing is klager in de gelegenheid gesteld om een arts te raadplegen. De onderlinge communicatie tussen de medewerkers is niet optimaal. Zij gaan telkens met klager in gesprek, terwijl zij (ook) met elkaar in gesprek moeten gaan.

Klager heeft pijnklachten tijdens het lopen. Dit komt doordat hij in een beenklem is gelegd. Dit is dusdanig hardhandig gedaan, dat hij last heeft van zijn rechterheup, enkel en knie. Vóór het incident had hij al last van zijn enkel, maar dit is door het incident erger geworden.

Standpunt van de inrichtingsarts

Klager is op de dag van plaatsing in de isoleercel gezien door een verpleegkundige. Hij is beoordeeld en behandeld aan zijn verwondingen in zijn gelaat. Op maandag 14 juni 2021 is hij opnieuw door de verpleegkundige gezien, vanwege nek-, rug- en enkelklachten. Op 17 juni 2021 is klager teruggeplaatst naar de afdeling. Op 23 juni 2021 heeft de verpleegkundige een aantal verzoekbriefjes van klager ontvangen. Deze heeft de verpleegkundige teruggekoppeld aan de mentor van klager. Op 7 juli 2021 en 12 juli 2021 zijn nog tweemaal verzoekbriefjes ingediend, met daarin het verzoek voor aanpassing van voeding en doorverwijzing naar de tandarts. Deze zijn gehonoreerd. Klager is in augustus 2021 overgeplaatst naar een andere afdeling.

Tijdens het verblijf in de inrichting is aan klagers problematiek voldoende aandacht besteed door de verpleegkundige. Het doorverwijzen naar de inrichtingsarts is gezien klagers klachten niet noodzakelijk geacht.

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 4 van de Regeling straf- en afzonderingscel penitentiaire inrichtingen geeft de directeur van een plaatsing in een straf- of afzonderingscel onverwijld kennis aan de arts die aan de inrichting is verbonden. De arts of diens vervanger, dan wel in diens opdracht de verpleegkundige, bezoekt de gedetineerde zo spoedig mogelijk in de straf- of afzonderingscel en na de melding, bedoeld in artikel 24, zesde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), regelmatig.

Klager is op 10 juni 2021 geplaatst in een isoleercel. Klager heeft tijdens zijn verblijf in de isoleercel aangegeven last te hebben van zijn heup, rug en enkel. Ook had hij een wond op zijn voorhoofd en een bebloede oogkas. Klager is op 10 juni 2021 door het deurluikje van de isoleercel gezien door de verpleegkundige. Op 14 juni 2021 en 16 juni 2021 is er overleg geweest met de medische dienst, maar niet is gebleken – althans, het (medisch) dossier biedt daarvoor geen aanknopingspunten – dat klager op die dagen ook daadwerkelijk is bezocht en onderzocht door een verpleegkundige of de inrichtingsarts.

De beroepscommissie is van oordeel dat klager niet voldoende is onderzocht vanwege de door hem geuite (pijn)klachten. Hierbij is van belang dat klager met geweld naar de isoleercel is overgebracht en daarbij letsel heeft opgelopen. Het kijken door een deurluikje door de verpleegkundige en aan klager (alleen) middelen geven om zelf zijn verwondingen te verzorgen, was in deze omstandigheden niet toereikend. Klager heeft pas na 71 dagen een inrichtingsarts kunnen spreken, terwijl hij daar wel eerder om heeft verzocht. Van belang is ook dat in de PI de toegang tot de inrichtingsarts goed en niet te hoogdrempelig behoort te zijn. Gezien de aard van het letsel en gelet op zijn lichamelijke klachten, had klager eerder gezien moeten worden door de inrichtingsarts.

Het handelen van de inrichtingsarts moet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Pbw. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €100,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €100,-.

Deze uitspraak is op 24 januari 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. B. Geurts en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven